![]() | Johann Joachim Winckelmann, de grondlegger van de archeologie en de kunstgeschiedenis, was helemaal idolaat van het beeld hiernaast. In 1757 geeft hij er een lyrische beschrijving van in een brief aan een vriend:Het beeld van Apollo is het hoogste ideaal van alle kunstwerken uit de Oudheid die voor de verwoesting gespaard zijn gebleven. Hij overtreft alle andere voorstellingen ervan, evenzeer als de Apollo van Homerus dat doet in vergelijking met de schildering van hem door latere schrijvers. Zijn statuur is boven de mensheid verheven, zijn houding getuigt van de grootsheid die hem vervult. Een eeuwige lente als op de Eilanden der Gelukzaligen bekleedt de bekoorlijke mannelijkheid van de volmaakte leeftijd en speelt met zachte tederheden op het trotse bouwwerk van zijn ledematen. Vertoef met uw geest in het rijk van onstoffelijke schoonheden en probeer schepper van een hemelse natuur te worden om de geest met beelden te vullen die boven de materie uitstijgen. Want hier is niets vergankelijks of iets wat aan het menselijke gebrek te wijten is. Aderen noch pezen verhitten en bewegen dit lichaam, integendeel een hemelse geest die zacht stromend uitvloeit, heeft als het ware de hele contour van deze figuur vervuld. |
Johann Joachim Winckelmann (1717-1768) hield zich als eerste zo serieus bezig met opgegraven kunstvoorwerpen dat je hem de vader van de archologie zou kunnen noemen. De Duitser Winckelmann werkte veel in Italië, met name bij de opgravingen in Herculaneum. Voor het bestuderen van Griekse kunst moest je toen in Italië zijn. De archeologie was in Griekenland nog lang niet van de grond gekomen. Op basis van de vondsten die hij in Italië zag, reconstrueerde Winckelmann een stijlontwikkeling van de Griekse kunst, die zeer invloedrijk werd. Zijn bekendste publicatie werd Geschichte der Kunst des Altertums (1764). Maar ook in brieven kon Winckelmann lyrisch schrijven over de kunstwerken die hij vereerde. Bovenstaand citaat komt uit de bundel Johann Joachim Winckelmann. Een portret in brieven door H.L.van Dolen en E.M.Moormann (1993).