aarde

Niet zozeer de wereld, maar vooral de grond die plant en dier het leven schenkt. Symboliek: de godinnen Cybele en Terra/Tellus; de personificatie van het stuk aarde waarvan de Romeinen vooral afhankelijk waren: Italia); slang (heeft altijd contact met de aarde) en centaur. Zie ook symboliek bij vruchtbaarheid.

aardrijkskundige en kosmische zaken

De Romeinen hadden allerlei soorten symbolen tot hun beschikking om in een kunstwerk aardrijkskundige en kosmische zaken te verbeelden, zoals zon en maan, hemel en aarde, de zee, de lucht, de wind, steden, volkeren, provincies en gebieden, bergen en heuvels, bronnen en rivieren, bossen, de vier seizoenen of de ochtend.

afstamming

De Romeinen ontleenden veel eigenwaarde aan hun afstamming via Romulus en Remus van de god Mars en via Julus en Aeneas van de godin Venus (zie stamboom ). Daarmee waren de Romeinen tegelijk van oorsprong Trojanen (Aeneas was een Trojaan; voor symboliek zie kleding). Julius Caesar beweerde zelfs in rechte lijn van Julus en dus van Venus af te stammen, daarmee zijn aan goddelijkheid grenzende positie rechtvaardigend. Zijn adoptiefzoon Augustus nam dit argument van hem over.

Augustus

Letterlijk: ‘Verheven’ of ‘de Verhevene’. Een van de vaste titels/aspecten van het Romeinse keizerschap sinds Octavianus zich in 27 v.C. zo liet noemen. Hoe dat kwam lezen we in zijn biografie (Res Gestae 34):  Behalve de in het citaat aangegeven symbolen kunnen ook de symbolen die genoemd worden bij goddelijkheid - waar ‘verhevenheid’ boven je medemens in feite op neerkwam - van toepassing zijn op het ‘fenomeen’ Augustus. Verhevenheid kan verder verbeeld worden door de verheven persoon groter of hoger af te beelden dan de omstanders. Tenslotte spreekt verhevenheid uit de stijl van de klassieke Griekse kunst die onder verschillende keizers in de mode was.

bergen en heuvels

Bergen en heuvels, bijvoorbeeld de Alpen of de Palatijn in Rome, worden, net als een gebied in het algemeen, vaak aangeduid met een mannelijke personificatie met toepasselijke attributen.

bescherming

was voor de Romeinen niet zozeer een militaire kwestie als wel een religieuze: als een Romein zijn plichten tegenover de goden nagekomen was (zie pietas), was er ‘vrede met de goden’ (pax deorum) en kon hij rekenen op hun bescherming. Het was vooral de taak van de vader om een goede relatie met de goden te onderhouden. In huiselijke kring ging het dan om de pater familias (‘heer des huizes’), die offers bracht aan de Laren en de Penaten, de beschermgoden van huis en haard, en aan zijn eigen beschermengel (genius), die allemaal opgesteld stonden in het huisaltaartje (lararium). Op staatsniveau vervulde de keizer de rol van vader (des vaderlands) bij het onderhouden van de relatie met de goden. Andere beschermings-symbolen zijn slang, leeuw, griffioen, sfinx, gans, Gorgo-hoofd en eikenkrans. Verschillende van deze symbolen komen dan ook voor in de grafkunst als bewakers van graven.

bestuur

zie goed bestuur

bijgeloof

was een, in de late republiek en de keizertijd, harnekkige vorm van ‘wangedrag’ waarover op hun pietas gestelde Romeinen zich veel beklaagden. Het gaat hierbij om het praktizeren van magie, tovenarij en astrologie, en tot op zekere hoogte ook het aanhangen van een van de vele niet-officiële godsdiensten waaraan Rome rijk was. Ook de Griekse filosofie, als alternatief voor het traditionele geloof in de goden, werd door veel Romeinen met argwaan bekeken.

bossen

worden gepersonifieerd door nimfen.

bronnen

worden eveneens gepersonifieerd door nimfen.

buitenland(ers)

zie volkeren en gebieden

dapperheid

zie virtus

deugd

deugdzaam en goed gedrag was gedrag dat zich hield aan de waarden die in en vanaf de goede oude tijd hoog in het vaandel stonden bij de rechtgeaarde Romein: virtus, eenvoud, zachtzinnigheid, vaderlandsliefde en het gezin. Een deugdzaam leven van alle Romeinen was belangrijk voor een ongestoorde relatie met de goden (pax deorum; zie pietas). Voor specifieke symboliek zie genoemde deugden. Overall-deugdzaam was Hercules.

dood

Een aanzienlijke Romein werd na zijn dood met uitgebreide rituelen begraven of gecremeerd (afhankelijk van de mode). De overledene stond een leven na de dood te wachten. begrafenisrituelen zou je als symbolen van de droevige kanten van de dood kunnen beschouwen, evenals bijvoorbeeld harpijen, een omgekeerde of uitgedoofde fakkel, fasces, treurende eroten of een papaverbol. Voor de hoopvolle kanten van de dood zie leven na de dood.

dynastie

Het Romeinse keizerschap kende officieel geen erfopvolging, maar natuurlijk probeerden keizers de opvolging binnen de familie te houden en zo hun dynastie in stand te houden. Augustus deed er al alles aan om zijn familie (de Julii, zie stamboom) net zo’n vast onderdeel van de Romeinse staat te laten worden als hijzelf. Dit deed hij o.a. door gebouwen naar zijn familie(leden) te noemen, door een imposant mausoleum te laten bouwen en door familieleden - en daarbij waren ook vrouwen en kinderen van belang - voor het voetlicht te brengen in de kunst. Zie ook gezin.

eendracht (concordia)

Vooral in tijden van nood is het belangrijk dat ‘alle neuzen één kant op staan’. In de republikeinse tijd betekende dit eendracht tussen de verschillende klassen (senaat en magistraten, ridders, volk); in de keizertijd probeerden de meeste keizers in eendracht samen te werken met de senaat, het orgaan dat in de republiek de meeste macht had gehad. Ook eensgezindheid tussen de overheid en het leger was belangrijk. Handen schudden was een gebaar dat concordia uitbeeldde. Er was een personificatie/godin Concordia met een tempel op het forum.

eenvoud (sobrietas)

De Romeinen waren van oudsher gewend aan het sobere en harde leven van boer (zie ook landbouw), zo nu en dan afgewisseld door het minstens zo sobere en harde leven van soldaat. De Romeinen waren trots op die traditie van eenvoud - rijken die niet hoefden te werken misschien nog wel meer dan de boeren zelf - en wezen al snel met een beschuldigende vinger naar lieden die zich meer luxe veroorloofden. Sobrietas kan op uiteenlopende manieren gesymboliseerd worden: door scènes uit het agrarische leven, exempla als Cincinnatus en Cornelia, en (voor keizers en andere hoogwaardigheidsbekleders) wonen in een relatief eenvoudig huis (zie gebouw). Ook uit de onbeholpen en eerlijke stijl van de traditionele Romeinse kunst spreekt eenvoud.

eeuwigheid

Symbolen van eeuwigheid: personificatie Aeternitas; slang, die zichzelf in zijn staart bijt. Zie ook het eeuwige leven na de dood en - voor goede keizers - vergoddelijking.

Egypte

Aan het eind van de eerste eeuw v.C. niet zomaar een land, maar een recent verworven buit (in 30 v.C. ingelijfd bij het Romeinse Rijk door Octavianus), die in Rome zowaar een Egyptische mode deed ontstaan. Romeinen behangden hun muren met Egyptische motieven en lieten zich in mini-piramides begraven! Sommigen associeerden Egypte echter vooral met bijgeloof (Wie vereert er nou katten en apen?!), losbandigheid en andere vormen van wangedrag (Cleopatra!). Gesymboliseerd door Egyptische zaken.

fout gedrag

zie wangedrag

gebied

Een gebied wordt, net als een berg of een heuvel, vaak aangeduid met een mannelijke personificatie met toepasselijke attributen. Zo wordt de personificatie van het Marsveld (Campus Martius) in Rome, wel vergezeld door de obelisk die door Augustus in die wijk geplaatst was en er een opvallende attractie was.

geluk

Geluk kun je bereiken door welvarend te zijn (voor symboliek zie welvaart) of door met weinig tevreden te zijn, zoals een eenvoudige boer of herder (symboliek: landschap met agrarische scène en herderstafereel; Gouden tijdperk).

gezin

Het gezin was volgens veel Romeinen de hoeksteen van de samenleving. Het stichten van een gezin was een daad van vaderlandsliefde. Losbandigheid moest dan ook bestreden worden, huwelijk, trouw en het verwekken van wettige kinderen bevorderd. Als vrouwen of kinderen naast mannen voorkomen in de kunst propageren zij vaak de waarde van het gezin. Navolgenswaardige exempla zijn Lucretia en Cornelia. Een bijzondere positie neemt natuurlijk het gezin en de verdere familie van de keizer in (zie dynastie).

goddelijkheid

De enige mens waarvoor goddelijkheid was weggelegd, was de Romeinse keizer. Dit lag min of meer besloten in zijn eretitel Augustus. Sommige keizers voelden zich al tijdens hun leven een echte god (bijvoorbeeld Caligula of Domitianus), andere werden alleen maar zo gezien door hun onderdanen, of de keizer dat nu prettig vond of niet. Zeker in de oostelijke provincies van het Romeinse Rijk waren de onderdanen geneigd de keizer als god te vereren in de zogenaamde ‘keizercultus’. Zij waren niet anders gewend, want de vorsten van de Hellenistische koninkrijken vanaf Alexander de Grote hadden zich allemaal als god laten aanbidden. Tekenen van goddelijkheid bij een sterveling zijn de volgende:

godsdienst

Naast de officiële Romeinse staatsgodsdienst (zie daarover pietas) waren er in het Romeinse Rijk tal van andere, ‘vreemde’, godsdiensten, meestal overgewaaid uit het oosten. Deze godsdiensten hadden over het algemeen een persoonlijker en mysterieuzer karakter dan de zakelijke Romeinse staatsgodsdienst en beloofden hun aanhangers een mooi hiernamaals. Voorbeelden van import-goden zijn de Perzische god Mithras, de Griekse goden Dionysos/Bacchus en Asklepios/Aesculapius, de godin Isis en andere, half dierlijke, goden uit Egypte, en Christus. Al deze godsdiensten werden na verloop van tijd min of meer geaccepteerd in Rome, maar een Romein die stevig vasthield aan de tradities van zijn voorvaderen moest er natuurlijk niets hebben en rekende ze tot het bijgeloof.

goed bestuur

Goed bestuur van keizers of magistraten bestond in de ogen van de onderdanen (dus los van hoe wij achteraf over hun beleid oordelen) niet alleen uit het tonen van virtus en rechtvaardigheid, maar ook - veel concreter - uit het regelen van een goede graanvoorziening voor Rome en het organiseren van andere leuke dingen (kortom: brood en spelen) voor het Romeinse volk (zie vrijgevigheid).

goed gedrag

zie deugd

goede oude tijd

Voor de echte Romein steevast de tijd van het koningschap en de vroege republiek, toen de Romeinen flink en integer waren en hun staat groeide als kool. In de laatste eeuw van de republiek vervielen de Romeinen - vonden zij zelf - in wangedrag en dachten met weemoed terug aan de tijd van hun voorvaderen, toen de mensen nog deugdzaam waren. Vooral historische exempla maakten de inhoud van deze waarden in één klap duidelijk. Ook spreekt de goede oude tijd uit bijvoorbeeld de eerlijke stijl waarin de oude Romeinen zich lieten portretteren, en het traditionele Romeinse kledingstuk, de toga. Keizer Augustus probeerde Rome in moreel opzicht opnieuw te stichten: hij maakte strenge wetten, probeerde zelf het goede voorbeeld te geven en kreeg zo het imago van een degelijk en betrouwbaar man.

graanvoorziening

De grote stad Rome kon nauwelijks voor zichzelf zorgen en was voor het voedsel afhankelijk van de graanvoorziening vanuit de provincies (vooral over zee vanuit Afrika). De graanvoorziening was een taak van de overheid in samenwerking met schippers. De beschikbaarheid van voldoende graan en brood in Rome was van groot belang voor de tevredenheid van het volk van Rome en daarmee voor goed bestuur. Symbolen: graan, korenaren (zie kransen en planten), de godin Ceres, de personificatie Annona en schepen (voor de aanvoer).

handel

stond niet in hoog aanzien bij de Romeinen, maar was wel een factor in het bereiken van welvaart. Symbolen: de god Mercurius en zijn attribuut de caduceus.

hemel

Het hemelgewelf wordt soms aanschouwelijk gemaakt door de god/personificatie Caelus, die de hemel als een deken over zich heen trekt. Voor hemel als bestemming in het hiernamaals zie leven na de dood.

huwelijk

Bevorderlijk voor de gezinsmoraal. Symbolen: Juno, huwelijksfakkel, dextrarum iunctio-houding tussen man en vrouw.

immoreel gedrag

zie wangedrag

keizerschap (principaat)

Wat Julius Caesar praktisch gelukt was, daarin slaagde Octavianus volledig: hij werd alleenheerser van het Romeinse Rijk. Octavianus deed echter alles om de schijn van koningschap tegen te gaan. Hij liet het politieke systeem van de republiek intact, maar trok wel alle macht naar zich toe door zelf alle belangrijke ambten te bekleden. Zo was hij tegelijkertijd consul, proconsul, volkstribuun en opperpriester (pontifex maximus). Bovendien probeerde hij in eendracht met de senaat te leven en hem een rol in het landsbestuur te laten behouden. De schijnbare continuïteit werd benadrukt door de vormen en symbolen van de republikeinse magistratuur en senaat te handhaven. Octavianus en de keizers na hem, die zijn voorbeeld volgden, werden princeps genoemd, ‘eerste onder gelijken’ (vandaar de term ‘principaat’ voor keizerschap). Tegelijk zien we echter al onder Octavianus/Augustus dat de keizer verheven wordt boven zijn medemensen tot (bijna) goddelijkheid door de eretitel ‘Augustus’. Nog een titel die iets zegt over de aard van het Romeinse keizerschap is Vader des Vaderlands.

koningschap

Rome was van de achtste tot en met de zesde eeuw v.C. een koninkrijk, maar de laatste koning (Tarquinius Superbus) had zich zo misdragen, dat de Romeinen later niets meer van een koning (Latijn: rex) moesten hebben. De Romeinen hadden dan ook van oudsher een zekere minachting voor de Hellenistische rijken in het Midden Oosten, die door koningen met een praktisch goddelijke status werden bestuurd. Koninklijke tekenen: diadeem (kroon) en andere tekenen van macht.

kosmische zaken

zie aardrijkskundige en kosmische zaken

kunst

Goden die zich met kunst en nijverheid bemoeiden waren Minerva, Vulcanus, Apollo en de muzen.

landbouw

Het belangrijkste middel van bestaan voor de Romeinen. Bron van welvaart. Vereiste behalve vruchtbaarheid van de grond een hardwerkende en sobere instelling (eenvoud). Ook soldaten gingen na hun diensttijd terug naar het platteland; een generaal die voor zijn veteranen een goed stukje land regelde, had in hen een stevige achterban. Symboliek: goden Saturnus en Ceres; agrarische scène

leven na de dood

De Romeinen geloofden dat de ziel of de schim van een mens zou voortleven in het hiernamaals. Hoe dat hiernamaals eruit zag, daarover hadden zij geen uitgebreide opvattingen. De Romeinen kenden de Griekse mythologie over de onderwereld onder leiding van Pluto, met de hellehond Cerberus en een veerman Charon, waar de schim gestraft of beloond werd. Ook gingen er verhalen over de ‘Eilanden der Gelukzaligen’ als oord waar de ziel een prettig hiernamaals zou beleven. Deze voorstellingen komen we wel tegen in de kunst, maar dat wil niet zeggen dat de Romeinen er een diep geloof aan hechtten. Veel Romeinen hingen ‘vreemde’ godsdiensten aan met meer uitgewerkte en hoopvolle opvattingen over het hiernamaals.
Op sarcofagen, askisten en graven staan vaak afbeeldingen die te maken hebben met het hiernamaals:

liefde

zou volgens de rechtgeaarde Romein tot het stichten van een gezin moeten leiden en niet tot losbandigheid. Godin van de liefde: Venus; haar zoontje: Amor/Cupido; eroten. Symbolen: bloemen, brandende fakkel.

losbandigheid

was het ergste wangedrag dat een rechtgeaarde Romein zich kon voorstellen. Zaken als echtbreuk en hoerenloperij gingen vooral in tegen de gedachte van het gezin als de hoeksteen van de samenleving. Romeinen associeerden losbandigheid vaak met het Egypte van Cleopatra en haar eunuchen. God van de losbandigen: Bacchus (en zijn gevolg).

lot

De meningen verschilden over de vraag wie het lot bepaalde: sommigen dachten aan Jupiter, anderen aan de Parcae, weer anderen aan de personificatie van het lot: Fortuna. Symbool: roer (zie scheepsonderdelen).

lucht

Een eenvoudig symbool voor de lucht is een vogel (met name de zwaan).

luxe (luxuria)

Luxuria, het najagen van rijkdom, het afhankelijk zijn van luxe en het je te buiten gaan aan uitspattingen, was volgens Romeinse zedenpredikers eerder regel dan uitzondering onder keizers en onder de hoogwaardigheidsbekleders van de late republiek. Deze vorm van wangedrag moest volgens hen uitgebannen worden. Een exemplum als Tarpeia en het bouwen van grote privé-villa’s en lustoorden (zie gebouw) waren voorbeelden en symbolen van luxuria. Luxuria spreekt ook uit de stijl van de Hellenistische Griekse kunst die o.a. tijdens de late republiek in de mode was.

maan

Als symbool voor de maan fungeerde een maangodin (Diana, Isis, Hekate) met een fakkel.

macht

Dat waarom de grote generaals aan het eind van de republiek hun burgeroorlogen uitvochten en wat Octavianus/Augustus als eerste keizer uiteindelijk in handen kreeg. Symbolen: globe, muurkroon, troon, scepter, personificatie Oikoumene. De formele macht van magistraten was af te lezen aan het aantal lictoren dat ze bij zich hadden en dus aan het aantal fasces.

magistratuur

De uitvoerende macht in Rome was in handen van magistraten: hoge ambtenaren die voor één jaar benoemd werden, zoals consuls, praetors, volkstribunen (tribunus plebis), proconsul (provinciebestuurder) en allerlei soorten priesters. Sommige magistraten mochten gebruik maken van een currulische zetel (zie stoel) of van een lijfwacht van lictoren met fasces. Hiermee wordt de magistratuur dan ook vaak gesymboliseerd.

militair

zie virtus

moord

Een van de bekendste en meest ingrijpende moorden in de Romeinse geschiedenis is de moord in 44 v.C. op C.Julius Caesar, die, volgens een aantal fanatieke republikeinen, teveel (bijna koninklijke) macht kreeg. Symbool is een veelgebruikt moordwapen: de dolk

ochtend

De ochtend of de dageraad kent de volgende symbolen: godin/personificatie Aurora, haan, de zonnegod op zijn zonnewagen (zie zon).

overwinning

Het resultaat van virtus

pietas(plichtsbesef, godsdienstigheid)

Pietas betekent eigenlijk plichtsbesef, verantwoordelijkheid: je plichten nakomen tegenover je familie, de staat en de goden, zoals Aeneas zo voorbeeldig gedaan had. Een belangrijk onderdeel van pietas was dus godsdienstigheid. De officiële Romeinse staatsgodsdienst was een erg formeel gebeuren, waarbij weinig geloof of gevoel kwam kijken (in tegenstelling tot veel niet-officiële godsdiensten die vaak tot het bijgeloof werden gerekend). Het ging er puur om de goden bepaalde diensten te verlenen zodat ze tevreden blijven en vriendelijk voor jou/je familie/de staat. Je leeft dan in ‘vrede met de goden’ (pax deorum). Wat voor ‘diensten’ waren dat? Hoe de goden na al deze kado’tjes gestemd waren, werd duidelijk door de voorspellingskunst.
Binnen een huishouden was de vader belast met de heilige handelingen; op het niveau van de staat waren daarvoor aanzienlijke magistraten, verenigd in allerlei priestercolleges, zoals de pontifices, de flamines, de augures, de zes Vestaalse maagden etc., allemaal onder leiding van de pontifex maximus (opperpriester, de keizer zelf). Zie voor uiterlijke kenmerken priester.

plichtsbesef

zie pietas

provincies

Alle delen van het Romeinse Rijk buiten de laars van Italië waren provincies. Naast een Romeins bestuur probeerde men ook tot op zekere hoogte de Romeinse cultuur in de provincie te introduceren, maar veel overwonnen volkeren bleven vreemd voor de Romeinen. Provincies werden, net als vreemde volkeren, meestal gesymboliseerd door een vrouwelijke personificatie of door één mannelijk provinciebewoner bij wijze van personificatie, gekleed in de typische klederdracht van die provincie en met inheemse attributen. Zie buitenlander.

rechtvaardigheid (iustitia)

Rechtvaardigheid, een belangrijke deugd, wordt gesymboliseerd door de gelijknamige personificatie of door een exemplum als dat van Brutus en zijn zonen.

religiositeit

zie pietas

republiek

Rome was van de vijfde tot en met de eerste eeuw v.C. een republiek. Dit was tevens de tijd dat Rome zijn macht uitbreidde over het hele Middellandse Zee-gebied. Rome werd in redelijke harmonie bestuurd door senaat, volksvergadering (samen SPQR) en magistraten. In de eerste eeuw echter werkte het republikeinse systeem nauwelijks meer omdat verschillende generaals (Sulla, Pompeius, Caesar, Antonius, Octavianus) veel meer macht (want geld en legers) hadden dan eigenlijk mogelijk was voor een magistraat en zij bovendien burgeroorlogen met elkaar gingen uitvechten. In deze tijd van chaos en wangedrag dacht men met weemoed terug aan de goede oude tijd. Voor symboliek zie: senaat, volk en magistratuur

rijkdom

zie welvaart en luxe

rivieren

worden gepersonifieerd door riviergoden.

Rome

Rome was niet alleen de naam van de stad, maar ook een aanduiding van heel het rijk dat vanuit die stad ontstaan was en van al haar onderdanen. Hoe groot het Romeinse Rijk ook werd, de Romeinen bleven het zien als een uitbreiding van de stad Rome. Roma is de personificatie van beide.

schoonheid

Gesymboliseerd door de godin Venus, door de Gratiën en door bloemen.

seizoenen

De wisseling van de seizoenen werd mythologisch verklaard door de aan- en afwezigheid op aarde van Proserpina. planten kunnen het seizoen waarin ze bloeien symboliseren. De vier seizoenen kennen ook hun goden/personificaties, al worden ze ook wel gerepresenteerd door een viertal kinderen of eroten. Verschillende seizoenen bij elkaar, hoe dan ook voorgesteld,  kunnen een (lange) tijdspanne uitbeelden.

senaat

De senaat is het overlegorgaan van de senatorenstand. In de republikeinse tijd was dit het politieke orgaan met de meeste macht en aanzien. Alle belangrijke magistraten kwamen uit de senatorenstand. In de keizertijd was eendracht tussen de keizer en de senaat een groot maar zeldzaam goed. Senatoren gingen zonder uitzondering gekleed in de Romeinse nationale dracht: de toga, en droegen meestal sandalen (zie kleding). personificatie/beschermengel van de senaat is de genius senatus.

slecht gedrag

zie wangedrag

steden

worden meestal gesymboliseerd door een vrouwelijke personificatie met een muurkroon op en verder met attributen die verwijzen naar de ligging (bijvoorbeeld een riviergod) of naar de kwaliteiten van de stad (bijvoorbeeld een korenaar). Rome had natuurlijk ook een eigen personificatie Roma. Cybele was beschermster van steden.

stichting

Volgens de legende werd Rome in 753 v.C. gesticht door Romulus en Remus. De omtrek van een te stichten stad werd vroeger vaak bepaald door het omploegen van land. Nadat de burgeroorlogen van de late republiek Rome op zijn grondvesten had laten schudden, stichtte Octavianus/Augustus Rome voor zijn gevoel Rome voor een tweede maal, en wel door (1) (schijnbaar) de politieke structuur van de oude republiek te herstellen (zie keizerschap); (2) de waarden en principes van de goede oude tijd terug te laten keren (zie deugden) en zo (3) weer te zorgen voor welvaart en geluk, een nieuwe Gouden Tijdperk na het IJzeren Tijdperk van burgeroorlog.

superioriteit

De Romeinen voelden zich beter dan bijna alle andere volkeren, zeker op het gebied van oorlogvoering (virtus) en deugdzaamheid. Ze deden niets liever dan een vijand verslaan en hem vervolgens genade te schenken voor zijn onverstandigheid (zie zachtzinnigheid). Om hun superioriteit goed uit te laten komen beeldden ze naast zichzelf vaak onderdanige en nederige buitenlanders af. Het enige volk waarvoor veel Romeinen oprecht bewondering hadden, waren de Grieken (met name hun kunst en literatuur).
 

tijd

Goden van de tijd zijn Saturnus en Janus. Het bij elkaar zetten van de verschillende seizoenen kan een (lange) tijdsperiode aanduiden. Zie ook eeuwigheid en goede oude tijd.

Vader (des Vaderlands)

Pater patriae was een eretitel die Romeinse keizers voerden. Dit betekende dat zij voor de hele staat dezelfde rol moesten vervullen die de pater familias (‘heer des huizes’; zie genius van de pater familias) voor zijn huishouden vervulde: hij was niet alleen de baas, maar zorgde ook voor bescherming van zijn huishouden door een goed contact met de huisgoden te onderhouden. Keizer Augustus was een waardige eerste drager van de titel ‘Vader des Vaderlands’: hij had door de beëindiging van de burgeroorlogen in de laatste eeuw van de republiek gezorgd voor veiligheid voor zijn onderdanen. Keizers vulden hun ‘vaderschap’ ook in door vrijgevig te zijn voor het volk.

vaderlandsliefde

De Romeinen waren gek op hun vaderland en hadden dan ook grote moeite met wangedrag dat de stabiliteit van vaderland op den duur zou kunnen ondermijnen. De keizer funguurde als beschermer van het vaderland met de titel pater patriae (Vader des Vaderlands). Het vaderland was voor de Romeinen overigens niet zozeer het hele Romeinse Rijk als wel de stad Rome (voor symboliek zie aldaar). exempla van vaderlandsliefde of een gebrek daaraan zijn onder andere Brutus en Tarpeia.

veiligheid

zie bescherming

vergoddelijking

Opname van een mens onder de goden, apotheose. Dit zou met alle ‘goede’ Romeinse keizers gebeurd zijn (en met Julius Caesar). Een eenvoudige voorstelling is een komeet of ster of een adelaar; complexer is de keizer die van de brandstapel opstijgt op een wagen of gedragen wordt door de gevleugelde personificatie Aeternitas of door een adelaar.

verhevenheid

Een normaal Latijns woord voor ‘verheven’ is augustus. Sinds 27 v.C. heeft Augustus echter een extra inhoud.

virtus (moed, militaire kwaliteit)

Virtus kan deugd/goede eigenschap in het algemeen betekenen, maar meestal is het meer in het bijzonder de eigenschap die je nodig hebt in tijden van oorlog: moed en strategisch inzicht. De Romeinen waren een oorlogszuchtig volk. Hoe meer overwinningen zij haalden op buitenlandse volkeren, des te meer gebied veroverden zij en des te groter werd hun Rijk. En dat allemaal dankzij hun virtus. In de keizertijd werd vooral de virtus van de opperbevelhebber, de keizer, belicht, of hij nu daadwerkelijk meegevochten had of niet. Symbolen die betrekking hebben op militaire moed, succes en overwinning:

volk

Het volk/de burgers van Rome hadden tijdens de republiek inbreng in het bestuur via de volksvergadering. De personificatie/beschermengel van het Romeinse volk was de genius populi Romani. Verder werd het volk zoet gehouden door de vrijgevigheid van rijke politici en keizers.

volkeren

Vreemde volkeren, binnen (in de provincie) of buiten het Romeinse Rijk, werden meestal gesymboliseerd door een vrouwelijke personificatie of een mannelijke vertegenwoordiger, gekleed in de typische klederdracht van dat volk en inheemse attributen. Zie buitenlanders. Het Romeinse volk werd, net als de stad Rome, gesymboliseerd door de personificatie Roma. Voor het Romeinse volk als politieke categorie zie volk.

voorbestemming

Belangrijke gebeurtenissen waren volgens de Romeinen voorbestemd door het lot of door de goden. Dit gold o.a. voor de ontdekking van Italië door Aeneas, de wonderbaarlijke redding van Romulus en Remus door de wolvin (zodat zij Rome konden stichten) en - volgens Augustus zelf althans - voor het aan de macht komen van Augustus als eerste keizer; dat stond als het ware ‘in de sterren geschreven’. Symbolen daarvoor: sterrenbeeld, zonnewijzer en bovengenoemde parallellen.

voorspellingskunst

De god van de voorspellingskunst was Apollo. Zijn orakel in de Griekse stad Delphi was wereldberoemd. De Romeinen peilden, voordat ze een belangrijk besluit namen, de stemming van de goden (of wat zij voorbestemd hadden) met van oorsprong Etruskische technieken: kijken naar mogelijke voortekenen, bijvoorbeeld de toestand van ingewanden van dieren, het pikken en vliegen van de vogels (zoals Romulus ook ooit gedaan had), het (on)weer (symbool: blikseschicht), persoonlijke ongelukjes of iemands sterrenbeeld. De Sibyllijnse Boeken konden als hulpmiddel dienen bij de interpretatie van de voortekenen. De verantwoordelijke priester, de augur, bediende zich van een lituus (zie staf). Voorspellingskunst is in feite iets godsdienstigs en hangt zo nauw samen met pietas (dit in tegenstelling tot magie, een vorm van bijgeloof).

vrede (pax)

Pax betekent ‘vrede’ in de zin van rust en veiligheid maar ook van onderwerping van volkeren die de vrede zouden kunnen bedreigen. De oorlogszuchtige Romeinen hebben weinig momenten van totale vrede gekend (de tempel van de god Janus was dan ook meestal geopend). Na de burgeroorlogen van de late republiek waren ze er echter hard aan toe. Octavianus/Augustus zorgde door de instelling van het keizerschap voor de vrede, de welvaart en het geluk waar men zo naar snakte. Symbolen: personificatie Pax, god Janus, exemplum Numa Pompilius; fasces, maar dan zonder bijl, olijftak, caduceus, duif; Venus, Amor of eroten met wapens (van Mars: ‘liefde overwint de oorlog’)

vrijheid (libertas)

Vrijheid, met name vrijheid van de tirannie van het koningschap, was voor de trouwe republikeinen een groot goed. Zij verloren echter hun strijd tegen Julius Caesar en Octavianus (keizerschap). Symbolen waren o.a. de vrijheidsmuts (zie kleding) en de personificatie Libertas.

vrijgevigheid (munificentia, liberalitas)

Vrijgevigheid van de keizer of van de overheid (magistraten) bestond soms uit het geven van eten (zie graanvoorziening) of geld aan (delen van) het volk, vaker echter uit het organiseren van feestdagen, spelen en andere ‘leuke dingen’ voor het volk of het neerzetten van een mooi gebouw waar de gemeenschap iets aan had. Al deze dingen kunnen als zodanig in de kunst afgebeeld worden: bestuurlijke taferelen van keizers of ambtenaren die geld uitdelen, gladiatorenspelen, wagenrennen in het circus, toneelscènes, een gebouw. Een Romeinse generaal was vrijgevig als hij zijn soldaten veel soldij gaf en zijn veteranen voorzag van een stukje landbouwgrond.

vroomheid

zie pietas

vruchtbaarheid

Naast de vruchtbaarheid van man en vrouw was voor de Romeinen de vruchtbaarheid van de aarde van groot belang. Ze waren immers in hoge mate een volk van boeren. Vruchtbaarheid in combinatie met hard werken (zie eenvoud) kon zorgen voor welvaart en geluk. Symboliek:

wangedrag

Gedrag dat niet strookte met de moraal zoals die in de goede oude tijd van de republiek heerste, kwam vooral op in de eerste eeuw v.C. Een prominente exponent was (als we Octavianus mogen geloven) Marcus Antonius, die zich in het oosten van het Rijk liederlijk vermaakte met de Egyptische koningin Cleopatra en zich zelf ook als een oosters koning opstelde. We kunnen verschillende soorten wangedrag onderscheiden: losbandigheid, zucht naar luxe, bijgeloof etc. Sommige zedenpredikers, zoals keizer Augustus, wilden Rome in moreel opzicht herstichten.

water

Symbool: een leeglopende urn. Zie verder zee, rivieren en bronnen.

welvaart

was bij de Romeinen vooral gebaseerd op de landbouw (en daarmee op vruchtbaarheid), minder op de handel. Zie deze items voor de symbolen; de belangrijkste zijn: planten, hoorn des overvloeds, caduceus. Na de burgeroorlogen maakte Octavianus/Augustus door het stichten van vrede in het Rijk de weg naar de welvaart en geluk zoals men die gekend had in de goede oude tijd en in het mythische Gouden Tijdperk. God van de rijkdom: Pluto.

wetenschap

Godinnen van de wetenschap waren Minerva en enkele muzen.

wijsheid

Minerva, uil, filosofenbaard (zie haardracht).

wind

De Romeinen kenden windgoden, voor iedere windrichting één. Ook een zeil of een door de wind bolstaand kleed kan de wind symboliseren (zie kleding).

wraak

Mars is god van de wraak in zijn hoedanigheid van Mars Ultor (‘Mars de wreker’, namelijk van de moord op Caesar). Apollo en Diana nemen wraak op stervelingen wegens hoogmoed.

wreedheid (crudelitas)

Wreed waren de Romeinen soms zeker tegen hun vijanden, maar liever toonden ze hun morele superioriteit door zachtzinnigheid na een overwinning.

zachtinnigheid (clementia)

Hoewel de Romeinen er niet voor terugdeinsden een lastige tegenstanders gruwelijk streng aan te pakken was clementia (‘zachtzinnigheid’, ‘genade’ tegenover een verslagen volk) de meest deugdzame weg. Behalve de gelijknamige personificatie getuigen taferelen met knielende en smekende buitenlanders van clementia.

zee, zeemacht, zeeslag

De zee in het algemeen wordt meestal gesymboliseerd door de wezens die erin leven, namelijk vissen en zeemonsters, en door de god van de zee Neptunus of de minder bekende Oceanus. Deze symboliek, alsmede symboliek uit de scheepvaart kunnen in politieke propaganda ook verwijzen naar de zee als element waarop de macht van een bepaalde partij gebaseerd is (zoals de partij van Sextus Pompeius, die zich als ‘heerser over de zee’ graag gelijkstelde met Neptunus) of waarin oorlogen (zeeslagen) uitgevochten worden. Twee zeer bekende zeeslagen zijn de slag bij Naulochos (36 v.C.) en de slag bij Actium (31 v.C.), waarin Octavianus (en vooral zijn generaal Agrippa) respectievelijk bovengenoemde Pompeius en de toonbeelden van wangedrag: Antonius en Cleopatra versloeg.

zelfverheerlijking

Zelfverheerlijking, bijvoorbeeld je opstellen als een goddelijk wezen of een standbeeld van jezelf laten maken, was een trekje van veel keizers en laat-republikeinse generaals en magistraten, maar werd door critici gekwalificeerd als wangedrag dat inging tegen de waarden van de goede oude tijd.

zon

gesymboliseerd door de zonnegod (Apollo, Sol of Mithras) in zijn zonnewagen.