Eerste Driemanschap: Julius Caesar, Gnaeus Pompeius, Crassus

Machtstrijd in de late Republiek (60-44 v.C.)

De politieke geschiedenis van de late Romeinse republiek draait om de machtstrijd tussen een aantal bekende generaals onderling en hun verhouding met de senaat. De senaat zag met lede ogen aan hoe deze generaals veel meer macht kregen dan voor een magistraat formeel mogelijk was en hoe zij, door onder elkaar akkoorden te sluiten, de senaat buitenspel zetten. Er waren dan ook twee manieren om politiek te bedrijven:
  1. de traditionele, 'nette' manier: voorstellen laten bespreken en beslissingen laten nemen door de senaat. De politici die in eendracht met de senaat samenwerkten noemen we de optimaten (senaatspartij);
  2. de radicale manier: voorstellen direct aan de volksvergadering voorleggen en de senaat negeren. Deze groep noemen we de populares (volkspartij). De naamgeving is dus vooral gebaseerd op de manier waarop de partijen hun zin probeerden te krijgen, al hadden de populares over het algemeen wat vooruitstrevender en socialer ideeën dan de optimaten.
De generaals in kwestie lieten het van de situatie afhangen of ze zich onder de populares of de optimaten schaarden. Hun eigen belang of dat van hun aanhangers was steeds doorslaggevend. Naast het voeren van oorlogen met elkaar hadden zij nog een voor die tijd betrekkelijk nieuwe manier om zichzelf te profileren: het laten opstellen van standbeelden van zichzelf en het uitgeven van munten met hun eigen portret erop. Vóór die tijd was dit soort zelfverheerlijking not done in Rome. De macht van de kemphanen was vooral gebaseerd op de legers die zij onder hun hoede hadden: militaire successen maakten de soldaten loyaal aan de bevelhebber die zijn virtus bewezen had en zorgden voor grote rijkdom (buit), met behulp waarvan de bevelhebber zich vrijgevig kon opstellen tegenover zijn soldaten en het volk van Rome.

Eerste Driemanschap en Burgeroorlog

In 60 v.C. waren de machtigste individuen in Rome Caesar, Crassus en Pompeius. Van oorsprong alle drie populares sloten zij een akkoord om tegenwicht te bieden aan de senaat, het zogenaamde 'Eerste Driemanschap' (Triumviraat, afgekort IIIviri). Het Driemanschap hield uiteindelijk geen stand. Caesar kwam uit een burgeroorlog als alleenheerser tevoorschijn.

Marcus Licinius Crassus (ca.112-53), bijgenaamd Dives ('De rijke') was meer zakenman dan generaal. Rijk geworden door handel in slaven en onroerend goed, kon hij zijn machtspositie min of meer kopen. Om zijn populariteit te vergroten toonde hij zich eens vrijgevig door een maaltijd voor het volk te organiseren aan 10.000 tafels. Zijn belangrijkste militaire succes was het neerslaan van de slavenopstand van Spartacus in 71. Zijn politieke daden staan voral in het teken van zijn rivaliteit met Pompeius. Een enkele keer ging hij met Pompeius een monsterverbond aan, zoals in 70, toen ze gezamenlijk consul werden, en in het Driemanschap. Op veldtocht tegen de Parthen in 53 werd het Romeinse leger onder leiding van Crassus verslagen. Daarbij gingen de veldtekens verloren en kwam Crassus zelf om het leven.

Gnaeus Pompeius (106-48) kreeg de bijnaam Magnus ('De grote') vanwege zijn geweldige militaire successen en veroveringen, vooral in het Midden-Oosten. Hij vergeleek zich graag met zijn 'bijnaam-genoot', Alexander de Grote. In 70 had hij al twee triomftochten achter de rug toen hij, ver boven zijn stand (hij was eques, ridder), consul werd samen met Crassus, zijn grote rivaal. Hij betoonde zich een echte popularis door een aantal de senaat onwelgevallige maatregelen door te drukken. Hij kreeg vervolgens opdracht de zeeroverij op de Middellandse Zee uit te roeien en Mithridates, een opstandige oosterse vorst, een lesje te leren. Beide opdrachten vervulde hij snel en doeltreffend. Bovendien voegde hij in het Midden-Oosten een aantal provincies aan het Romeinse Rijk toe. Na zijn triomftocht in Rome kreeg hij echter weer problemen met de senaat, die weigerde zijn maatregelen in het oosten en een regeling voor landbouwgrond voor zijn veteranen goed te keuren. Dit dreef hem tot het Eerste Driemanschap met Crassus en Caesar (wiens dochter Julia hij trouwde), met wie hij zijn plannen wel kon uitvoeren. De eerste jaren van het Driemanschap timmerde Pompeius militair nauwelijks aan de weg en verbleef hij vooral in Rome. Daar regelde hij een aantal jaren de graanvoorziening en liet hij voor het volk een groot stenen theater bouwen. De macht van Caesar, die op veldtocht was in Gallië, groeide intussen, en zeker na de dood van Julia en Crassus kwamen de senaat en Pompeius steeds nader tot elkaar (eendracht). Pompeius leidde de senaatstroepen in de burgeroorlog tegen Caesar. Pompeius werd verslagen in de Slag bij Pharsalus (Griekenland, 48) en vervolgens op de vlucht in Egypte vermoord.

Gaius Julius Caesar (100-44), naar eigen zeggen geboren als afstammeling van Julus (zoon van Aeneas en kleinzoon van de godin Venus; zie stamboom), verwierf voor het eerst grote populariteit in 65, toen hij in zijn functie van aedilis grote volksfeesten en spelen organiseerde. Door deze vrijgevigheid en door de kosten die de campagne met zich meebracht waarmee hij in 63 Pontifex Maximus (opperpriester) werd, ging hij gebukt onder een grote schuldenlast. Een rijke bondgenoot kon hij goed gebruiken en in 60 smeedde hij het Eerste Driemanschap met Crassus en Pompeius. Na als consul in 59 de belangen van de drie behartigd te hebben, ging hij aan de slag als gouverneur van het Romeinse deel van Gallië. Hij toonde zijn militaire kwaliteiten door vandaar uit in acht zomers de rest van Gallië te veroveren en tot provincie te maken, wat hem een grote rijkdom en loyaliteit onder zijn soldaten bezorgde. Door zijn toegenomen macht stond zijn relatie met Pompeius en de senaat onder grote druk. In 49 stak hij de grens van zijn ambtsgebied (de rivier de Rubico) over en trok tegen hen op. Hij versloeg Pompeius bij Pharsalus (48), waarna hij hem achtervolgde naar Egypte. Daar kreeg hij een verhouding met Cleopatra en maakte haar tot koningin door haar te steunen in de strijd om de troon tegen haar broer. In een bliksemcampagne (veni, vidi, vici) versloeg hij vervolgens Pharnaces, die in navolging van zijn vader Mithridates (zie Pompeius) in opstand gekomen was, en de optimaten onder leiding van zonen van Pompeius (Africa 46, Spanje 45). Hij hield een viervoudige triomftocht.
Caesar was nu absoluut alleenheerser over het Romeinse Rijk. Zijn machtspositie had weinig meer te maken met de traditionele republikeinse staatsinstellingen. Zo was hij dictator voor maar liefst tien jaar (later levenslang), consul voor vijf jaar, hij had de bevoegdheden van volkstribuun, benoemde de magistraten en had de volledige zeggenschap over leger, oorlog en vrede. Caesar maakte van de gelegenheid gebruik om allerlei bestuurlijke maatregelen door te voeren: hij stichtte landbouwkolonies om veteranen in te huisvesten, hij reorganiseerde de senaat, trof sociale maatregelen ten behoeve van het Romeinse stadsvolk, halveerde het aantal graanontvangers in Rome, herzag de kalender, hield een volkstelling, richtte openbare bibliotheken in, liet het recht vastleggen, bouwde een nieuw senaatsgebouw en een eigen Forum met een tempel van Venus. Ondanks dat hij bekend stond als zeer vrijgevig en zachtzinnig tegenover tegenstanders werd hij als persoon door de optimaten steeds minder gewaardeerd, omdat ze in zijn opstelling een te hoge mate van zelfverheerlijking en goddelijke ambitie zagen. Veel senatoren waren bang dat Caesar het koningschap zou laten terugkeren in Rome. Daarom vermoordden zij Caesar op de Iden (15e) van maart van het jaar 44 onder leiding van Brutus en Cassius (zie onder Tweede Driemanschap). Volgens zijn aanhangers werd hij na zijn dood vergoddelijkt.

andere biografieën - monumenten