Tweede Driemanschap: Octavianus, Marcus Antonius, Lepidus
Sextus Pompeius - Brutus & Cassius

Machtstrijd in de late Republiek (44-30 v.C.)

De politieke geschiedenis van de late Romeinse republiek draait om de machtstrijd tussen een aantal bekende generaals onderling en hun verhouding met de senaat. De senaat zag met lede ogen aan hoe deze generaals veel meer macht kregen dan voor een magistraat formeel mogelijk was en hoe zij, door onder elkaar akkoorden te sluiten, de senaat buitenspel zetten. Er waren dan ook twee manieren om politiek te bedrijven:
  1. de traditionele, 'nette' manier: voorstellen laten bespreken en beslissingen laten nemen door de senaat. De politici die in eendracht met de senaat samenwerkten noemen we de optimaten (senaatspartij);
  2. de radicale manier: voorstellen direct aan de volksvergadering voorleggen en de senaat negeren. Deze groep noemen we de populares (volkspartij). De naamgeving is dus vooral gebaseerd op de manier waarop de partijen hun zin probeerden te krijgen, al hadden de populares over het algemeen wat vooruitstrevender en socialer ideeën dan de optimaten.
De generaals in kwestie lieten het van de situatie afhangen of ze zich onder de populares of de optimaten schaarden. Hun eigen belang of dat van hun aanhangers was steeds doorslaggevend. Naast het voeren van oorlogen met elkaar hadden zij nog een voor die tijd betrekkelijk nieuwe manier om zichzelf te profileren: het laten opstellen van standbeelden van zichzelf en het uitgeven van munten met hun eigen portret erop. Vóór die tijd was dit soort zelfverheerlijking not done in Rome. De macht van de kemphanen was vooral gebaseerd op de legers die zij onder hun hoede hadden: militaire successen maakten de soldaten loyaal aan de bevelhebber die zijn virtus bewezen had en zorgden voor grote rijkdom (buit), met behulp waarvan de bevelhebber zich vrijgevig kon opstellen tegenover zijn soldaten en het volk van Rome.
 

Tweede Driemanschap en Burgeroorlog

In 44 v.C. was Caesar uit de weg geruimd, maar de samenzweerders bereikten hun doel niet: de republiek werd niet in ere hersteld. Daarvoor ondervonden de ze teveel tegenstand van het volk en de erfgenamen van Caesar. Het akkoord dat zijn volgelingen, Marcus Antonius, Octavianus en Lepidus, in 43 sloten (het 'Tweede Driemanschap'; Triumviraat, afgekort IIIviri) zorgde ervoor dat zij rustig met Caesars tegenstanders (onder leiding van Brutus, Cassius en Sextus Pompeius) konden afrekenen. Enkele jaren later waren zij echter zover uit elkaar gegroeid dat het opnieuw tot burgeroorlog kwam.

De carrières van Gaius Cassius Longinus (??-42) en Marcus Junius Brutus (85-42) verliepen opmerkelijk parallel. Beiden vochten in de burgeroorlog tussen Caesar en Pompeius aan de kant van de laatste. Na Pompeius' nederlaag gaf Caesar hun niettemin een post in het landsbestuur. Brutus drong zelfs door tot de kring van intimi rond Caesar. Dit weerhield hen er niet van om zich te ontpoppen als voorvechters van de vrijheid van de oude republiek en een samenzwering van optimaten te leiden tegen Caesar, die volgens hen het koningschap ambieerde. Na de moord op Caesar keerden de republikeinse verhoudingen echter niet terug. De publieke opinie bepaald door het stadsvolk van Rome, de veteranen van Caesar en de de steden van Italië, dwong Brutus en Cassius eerst Rome en daarna Italië te verlaten. De senaat benoemde hen tot aanvoerders van de Romeinse legioenen in het oosten van het Rijk. Uiteindelijk kwam het in 42 bij Philippi (in Macedonië) tot een treffen met Octavianus en Marcus Antonius, dat uitliep op een nederlaag voor de senaatspartij. Brutus en Cassius pleegden zelfmoord.

Sextus Pompeius (??-35), jongste zoon van Gnaeus Pompeius 'Magnus', bood na de nederlaag van zijn vader nog even tegenstand aan Caesar in Africa en Spanje (46-45). Na de dood van Caesar in 44 benoemde de senaat hem tot admiraal van de Romeinse vloot, waarmee hij zijn machtsbasis op zee had (Hij vergeleek zich graag met de zeegod Neptunus). Toen het Tweede Driemanschap in 43 zich op grote schaal van zijn vijanden begon te ontdoen, viel ook Pompeius in ongenade. Hij gebruikte de vloot om Sicilië te bezetten, de kusten van Italië te blokkeren en de 'zuiveringen' tegen te werken. Na een korte toenadering (verdrag van Misenum; Pompeius werd gouverneur van Sicilië, Sardinië en Griekenland) werden de vijandelijkheden hervat. De laatste van een serie zeeslagen met wisselend succes was de Slag bij Naulochus (36) tegen Agrippa, de admiraal van Octavianus. Dit betekende de definitieve nederlaag van Pompeius. De 'piratenhoofdman' vluchtte nog naar Klein-Azië, maar werd daar in 35 vermoord.

Marcus Aemilius Lepidus (??-13) bekleedde een belangrijke functie toen Caesar vermoord werd en zette zich samen met Marcus Antonius in om de touwtjes in handen te houden. Dit maakte hem in 43 tot derde (en minst invloedrijke) 'Drieman' naast Octavianus en Marcus Antonius, met als invloedssfeer aanvankelijk Spanje, later Africa. Op verdenking van samenwerking met de tegenstander (Sextus Pompeius) en na een conflict met Octavianus over Sicilië werd hij echter door de beide andere driemannen opzij geschoven. Lepidus was in 44 Caesar opgevolgd als Pontifex Maximus (opperpriester) en bleef dat tot zijn dood in 13 v.C.

Marcus Antonius (82-30) maakte al deel uit van de militaire staf van Caesar tijdens diens veldtochten in Gallië. In de burgeroorlog tegen Pompeius en daarna was hij Caesars rechterhand. Hij was consul samen met Caesar in het jaar dat deze vermoord werd en zijn meest voor de hand liggende opvolger, toen de republikeinse krachten in Rome toch niet zo groot bleken als de samenzweerders gehoopt hadden. Door het opduiken van Octavianus als wettelijk erfgenaam van Caesar kwam dit echter wat ingewikkelder te liggen. Door zijn hoge eisen maakte Antonius zich onmogelijk bij de senaat, die Octavianus met een leger op hem afstuurde (Slag bij Mutina, 43). Maar al snel kwam het tot een toenadering tussen de twee rivalen. Ze vormden samen met Lepidus het 'Driemanschap voor het herstellen van de staatsorde' (IIIviri rei publicae constituendae), dat sindsdien diverse malen op springen stond en weer hersteld werd. Antonius trouwde met Octavia, de zuster van Octavianus. Met hun nieuwe bevoegdheden zuiverden de Driemannen hun tegenstanders (vooral optimaten) weg uit Rome en namen vervolgens wraak op Brutus en Cassius, de moordenaars van Caesar en de overige optimaten (Slag bij Philippi, 42). Enige jaren later werd ook met Sextus Pompeius afgerekend (36). Octavianus en Marcus Antonius groeiden echter steeds meer uit elkaar. Octavianus had in 40 al een gewapend conflict gehad met Marcus' broer Lucius in Italië. Marcus Antonius was verantwoordelijk voor het oostelijk deel van het Romeinse Rijk en had dat redelijk bestuurd, totdat hij in 36 22.000 soldaten verloor in een veldtocht tegen de Parthen. Bovendien raakte hij verslingerd aan Cleopatra, de Egyptische koningin die al een verhouding gehad had met Caesar, en scheidde zich van Octavia. Boze tongen (lees: de partij van Octavianus) beweerden dat het oosten een verderfelijke invloed had op Antonius. Cleopatra zou hem aanzetten tot losbandigheid, zelfverheerlijking, zucht naar luxe en andere vormen van wangedrag dat niet strookte met de ware Romeinse moraal. Zijn goddelijke ambities zouden blijken uit zijn identificatie met de goden Bacchus en Hercules. (terwijl Cleopatra zich verkleedde als Isis). Toen Antonius delen van het Romeinse Rijk kado ging doen aan Cleopatra en hun kinderen, liet Octavianus de senaat besluiten tot een strafexpeditie. In de zeeslag bij Actium (31) werd de vloot van Antonius en Cleopatra vernietigend verslagen. Zelf vluchtten zij terug naar Egypte, waar Antonius zelfmoord pleegde. Ook Cleopatra sloeg de hand aan zichzelf toen bleek dat zij het pronkstuk van Octavianus' triomftocht moest worden. Egypte werd door Octavianus ingelijfd bij het Romeinse Rijk.

Gaius Octavi(an)us (23 sept. 63 v.C.-14 n.C.) maakte in 44 plotseling zijn entree in de Romeinse politiek toen bleek dat Caesar hem (zijn achterneef) in zijn testament tot erfgenaam geadopteerd had. Hij nam tegelijk de goddelijke afstamming, de achterban (veteranen!) en de naam van zijn adoptiefvader over. Hij noemde zich vanaf nu Gaius Julius Caesar Octavianus, of kortweg - en verwarrend! - Caesar. Toen Caesar (senior) in 42 officieel vergoddelijkt verklaard werd, had Octavianus als 'zoon van god' (divi filius) nog een extra kwaliteit om zijn positie mee te legitimeren. Niet voor niets bouwde hij op het Forum Romanum een tempel voor zijn vergoddelijkte vader en liet hij het Forum van Julius met de tempel van Venus voltooien.
Aanvankelijk optredend als medestander van de senaat tegen Marcus Antonius in de Slag bij Mutina (43) verbond hij zich al snel met zijn grootste rivaal en Lepidus in het 'Driemanschap voor het herstellen van de staatsorde' (IIIviri rei publicae constituendae), dat sindsdien diverse malen op springen stond en weer hersteld werd. Met hun nieuwe bevoegdheden zuiverden de Driemannen hun tegenstanders (vooral optimaten) weg uit Rome. In de wreedheid die toen aan de dag gelegd werd, was Octavianus geen haar beter dan zijn collega's. Ook liet hij het niet na zich te profileren ten opzichte van zijn rivalen door bijvoorbeeld het opstellen van zelfverheerlijkende standbeelden in Rome. In 42 (Slag bij Philippi; Octavianus zelf was overigens ziek) namen de Driemannen vervolgens wraak op Brutus en Cassius, de moordenaars van Caesar en de overige optimaten. Enige jaren later werd ook met Sextus Pompeius afgerekend (36), met name door de inspanningen van Marcus Agrippa, Octavianus' belangrijkste militaire adviseur en admiraal van zijn vloot. Agrippa was ook zeer actief met de verfraaiing van Rome door gebouwen. Octavianus beproefde zijn (niet overmatige) kwaliteiten als veldheer in Dalmatië en Illyrië, waar hij niettemin wat gebieden aan het Rijk kan toeveogen. Octavianus en Marcus Antonius groeiden nu steeds meer uit elkaar. Octavianus had in 40 al een gewapend conflict gehad met Marcus' broer Lucius in Italië. Octavianus, die verantwoordelijk was voor de westelijke provincies van het Rijk, was slecht te spreken over het wangedrag dat Antonius naar zijn zeggen in het oosten tentoonspreidde. Hij kreeg de publieke opinie uiteindelijk zover dat de senaat de oorlog verklaarde aan de Egyptische koningin Cleopatra, en daarmee indirect aan haar minnaar Antonius. In de Baai van Actium (Griekenland) kwam het in 31 tot een zeeslag. De vloot van Octavianus won, naar eigen zeggen door een ingreep van de god Apollo, waarschijnlijk echter door het militaire genie van Agrippa (Wat overigens niets verandert aan het feit dat Octavianus, de opperbevelhebber, in 29 de triomftocht mocht genieten). Antonius en Cleopatra pleegden zelfmoord. Octavianus lijfde Egypte in bij het Romeinse Rijk en maakte zich meester van zijn goedgevulde schatkist. Octavianus had nu voor rust en vrede in het Rijk gezorgd. Veel soldaten werden ontslagen en gehuisvest in landbouwkolonies. Hij kreeg steeds meer eerbewijzen toegekend. De noodzaak tot zelfverheerlijking was nu geweken. Tekenend daarvoor is, dat alle standbeelden van Octavianus in Rome omgesmolten werden tot drievoeten die de nieuw te bouwen tempel van Apollo op de Palatijn in Rome moesten verfraaien. Voor het vervolg van deze ontwikkeling, alsmede Octavianus' uitroeping tot Augustus en zijn invulling van het keizerschap zie Augustus.

andere biografieën - monumenten onder Augustus