De typische kenmerken van beeldhouwwerken uit iedere periode worden besproken aan de hand van de naakte mannenbeelden die je al eerder in de cursus bent tegengekomen. Waar Griekse beelden uit latere periodes vaak herkenbaar zijn aan een bepaalde bezigheid of als een bepaalde god, zijn de stenen beelden uit de archaïsche periode heel neutraal: het zijn vaak naakte jongemannen, die niet veel anders doen dan staan. De verzamelnaam voor dit soort beelden is dan ook eenvoudig kouros (meervoud: kouroi), wat ‘jongeman’ betekent. Een enkele keer draagt zo’n jongeman iets bij zich, maar meestal houdt hij zijn armen strak langs het lichaam. Je kunt niet zeggen dat hij loopt, ook al heeft hij de ene voet iets voor de andere staan. De stand van de benen is gelijk het enige aan het beeld dat niet symmetrisch is. Het gezicht kijkt strak naar voren. De houding van het beeld heeft daarmee veel weg van Egyptische beelden. Dat de beeldhouwer goed naar het menselijk lichaam heeft gekeken, kun je bijvoorbeeld zien aan de manier waarop handen en voeten zijn gevormd. Toch kun je aan de rest van het lichaam zien dat natuurgetrouwheid niet zijn enige doel is. De contouren van schouders, armen en benen golven soepeler en regelmatiger dan bij een normaal mens. In het oppervlak van de benen en de romp lijkt de belijning meer een wiskundige tekening dan een echte knieschijf of sixpack. Ook de krullen (vlechtjes?) in het haar zijn schematischer dan de werkelijkheid. De ogen en de oren hebben een vrij simpele, platte vorm. Het gezicht is vertrokken in een wat geforceerde grijns, die zo vaak te zien is op archaïsche beelden, dat ze de kunstgeschiedenis is ingegaan als ‘archaïsche glimlach’. Je zou kunnen denken dat de stijl van dit beeld een zekere onkunde bij de kunstenaar verraadt. Maar het is subtiel gemodelleerd, en de op het eerste gezicht wat overdreven lijnen in en om het lichaam vormen samen een wel een heel harmonieus plaatje. Je kunt zeggen dat de kunstenaar met het benadrukken en schematiseren van bepaalde lichaamskenmerken deze jongeman regelmatiger heeft gemaakt dan hij in werkelijkheid zou kunnen zijn. Zo bekeken is het verschijnsel idealisme al vroeg in de Griekse beeldhouwkunst te zien. Sommige archeologen interpreteren de archaïsche glimlach zelfs als het contact dat de jongeman met ‘het hogere’ heeft. Dit past wel bij de functie die kouroi waarschijnlijk hadden, beeld van of geschenk aan een god, of grafmonument. Niet alle archaïsche beelden zijn even gestileerd. Naarmate de tijd vordert, gaan beeldhouwers spieren, gezicht en haar steeds natuurgetrouwer afbeelden. De stramme houding blijft echter typisch voor alle vrijstaande mannenbeelden uit deze periode. |