Lesmateriaal bij Hippolytos van Euripides (en Phaedra van Racine)
In december 2010 bezocht het Dominicus College een uitvoering van Racine's tragedie Phaedra, gespeeld door Toneelgroep Amsterdam. Hieronder staat het materiaal dat in de lessen KCV gebruikt is om het bezoek aan de voorstelling voor te bereiden en te verwerken. De meeste aandacht ging daarbij uit naar het Griekse 'origineel': Hippolytos van Euripides.
[Tekst tussen [ ] = opmerkingen voor de docent]
A. Eerste oriëntatie: daden van Theseus op een rijtje zetten d.m.v. zoekopdracht
[Nabesproken m.b.v.
een powerpoint.]
B. Tweede oriëntatie: opdracht om stamboom van Theseus construeren
[Antwoordmodel zit bij opdracht!]
C. Inleiding op Griekse tragedie
eventueel aan de hand van onderdeel B t/m D van het stappenplan zoals aangeboden bij Ifigeneia in Aulis.
D. Lezen en bestuderen van Hippolytos van Euripides
[Tekst: Euripides, Verzameld werk 1, vert. Koolschijn]
Lees nu het toneelstuk dat Euripides over de driehoeksverhouding tussen Theseus, Hippolytos en Faidra geschreven heeft. Maak tijdens of na het lezen de onderstaande vragen.
[Stukken klassikaal lezen met rolverdeling is ook leuk, maar niet echt op z'n Tweede Fase]
[2 slu lezen, 2 slu maken, 1 slu nakijken; alternatief: 5 slu samen lezen en bespreken]
[Docenten die een
antwoordmodel bij deze vragen willen hebben, kunnen zich wenden tot
]
VERWERKINGSVRAGEN
In verwijzingen naar de tekst vind je eerst het bladzijdenummer en na de punt het regelnummer: 12.16 = blz.12, regel 16.
1. De Atheners zagen een tragedie als een stuk poëzie en waren gewend aan een vaste uiterlijke vorm. Bekijk de opmaak van blz.1 t/m 7. Waar herken je poëzie? Welke andere vormkenmerken vallen je op?
Proloog
Noot bij 1.24: mysteriën. De eredienst voor Demeter en Persefone in Eleusis nabij Athene, ook wel de Eleusinische Mysteriën genoemd, trok altijd belangstellenden uit de wijde omgeving.
2. Alle hoofdpersonen blijken in Troizen te wonen. Waarom is Hippolytos daar komen wonen? En waarom Theseus en Faidra?
3. Afrodite is duidelijk vóór Faidra en tegen Hippolytos. Waardoor vóór Faidra? Waardoor tegen Hippolytos?
4. Leg uit dat Afrodite schone handen houdt bij het voltrekken van haar wraak op Hippolytos.
5. 1.30: met zicht op dit gebied. Hoezo?
6. Afrodite lijkt in haar monoloog het hele verloop van het toneelstuk te verklappen. Toch roept ze tussen de regels door vooral vragen op voor het publiek. Wat blijft nog onduidelijk (en dus spannend)?
7. Na de monoloog van Afrodite beledigt Hippolytos haar zeker twee keer. In welke regels?
8. 3.8: de bloemenkrans is hier geen standaard-offer aan een god. Leg uit waarom hij hier zowel bij de gever als bij de ontvanger bijzonder goed past.
9. Wat vind je van de lifestyle die Hippolytos opgevat heeft? Kom je die tegenwoordig nog tegen?
Eerste koorlied (Griekse term: .............................)
10. Een koorlied heeft een bepaalde liedstructuur, maar anders dan onze coupletten en refreinen. Welke consequente structuur ontdek je in dit koorlied?
11. Het koor bestaan uit de vrouwen van Troizen. Waar speelt hun roddelcircuit zich vooral af volgens het begin van dit koorlied?
12. Welke vier mogelijke oorzaken worden genoemd voor de zorgwekkende staat waarin Faidra verkeert?
Eerste akte (Griekse term: ..............................)
13. Een ‘min’ is de slavin die een pasgeboren kind in rijke gezinnen borstvoeding gaf (in plaats van de moeder) en het kind grotendeels grootbracht. Voedster en kind kregen hierdoor vaak een diepe onderlinge band, die heel hun leven in stand bleef. Wat vindt de min in 11.9-25 van deze band?
14. 9.10: loze verhalen. Waar gaan die verhalen over? Kun je de levensfilosofie van de min samenvatten?
15. 10.20: Welke taal is je nu weer in je verdwazing ontvallen? De woorden die Faidra in het voorafgaande uitbracht, leken waanzinnig. Leg uit dat ze toch heel doelgericht zijn.
16. 12.19-20: de slechte weg waarop ik je toen volgde. Dit is nog maar kort geleden. Welke slechte weg bedoelt ze?
17. 13.5-12 – Leg uit hoe Faidra door haar dood de positie van haar kinderen op het spel zet.
18. Welke mogelijke oorzaken van Faidra’s wanhoop passeren de revue in 13.14-26.
19. In 14.2 probeert de voedster duidelijk te maken dat zíj erop aangekeken zou worden als Faidra zichzelf nu de dood in jaagt. Waarom zou de voedster daarop aangekeken worden?
20. 14.7: mij strekt de zaak tot eer. Hoe kan het uitkomen voor haar liefde voor Hippolytos eervol zijn voor Faidra?
21. In 14.15-18 zinspeelt Faidra op andere schandalige liefdes in haar familie. Welke?
22. 15.6: Kon jij maar voor me zeggen wat ik zeggen moet. Hoe zorgt Faidra dat deze wens in de regels hierna toch uitkomt?
23. Vanaf 15.15 reageren eerst de voedster en daarna het koor op de onthulling. Waarom reageert de voedster zo overspannen? En hoe reageert, in vergelijking daarmee, het koor?
24. 16.31: schaamte, van twee soorten. Het Griekse woord aidoos heeft in het Grieks, naast de bekende (min of meer) positieve betekenis ‘schaamte’ ook de negatievere bijsmaak ‘slapheid’, geen zin of moed hebben om te doen wat gedaan moet worden (zie ook r.26-28). Op blz. 17 blijkt dat Faidra zich met beide soorten aidoos ervaring heeft. Leg uit dat Faidra zich in haar verhaal op blz.17 vooral laat leiden door (positieve) schaamte. Waar op blz.17 zou je Faidra van slapheid kunnen betichten? Waar juist niet?
25. 18.1: dat je houding eerlijk is en goed. Is Faidra’s houding nu eerlijk en goed of niet? En waarom?
26. De voedster is op blz.18 een stuk realistischer ingesteld dan bij haar eerste reactie op blz.15. Leg uit dat zelfs haar opmerking in 18.33-36 getuigt van realisme.
27. Leg uit dat de min in 18.36-19.5 suggereert dat toegeven aan haar gevoelens voor Hippolytos niet zo desastreus af hoeft te lopen als Faidra denkt.
28. Welke houding moet Faidra volgens 19.7-11 aannemen?
29. 19.18: ziekte ... medicijn. Wordt er een middeltje bedoeld (a) waarmee je de liefdesgevoelens (‘ziekte’) kunt temperen, of (b) een afrodisiacum waarmee je de liefde juist in vervulling kunt laten gaan (en van het ‘zieke’ gevoel afkomt dat een onmogelijke/onbeantwoorde liefde teweeg brengt)? Let op het voorafgaande en op het vervolg.
30. 19.25-26: Leg uit dat deze uitspraak iets losgemaakt kan hebben bij het Atheense publiek dat in de vijfde eeuw naar dit toneelstuk keek.
31. 20.11 kun je op verschillende manieren lezen: (a) ‘Als je zo principieel bent, had je helemaal niet verliefd moeten worden op je stiefzoon; nu dat toch gebeurd is, moet je niet meer zeuren en doen wat ik zeg.’ Of: (b) ‘Vooruit, je hebt gelijk, je moet je liefde maar niet in liefdesdaden omzetten. Laten we het anders aanpakken.’ Zoek in het vervolg van blz.20 argumenten voor of tegen interpretatie (a) en (b).
32. 20.26: zal het gebed van de min in goede aarde vallen bij Afrodite, denk je?
Tweede koorlied (Griekse term: .........................)
33. Waarom helpen volgens de eerste strofe en antistrofe de gebruikelijke offers aan Foibos Apollo (in Delfi) en aan Zeus (in Olympia, aan de rivier Alfeios) maar matig?
34. De tweede strofe en antistrofe gaan over Iole (21.25 e.v.) en Semele (22.7 e.v.). Zoek op wat hun overkwam en bedenk waarom zij hier ter sprake worden gebracht.
Tweede akte
35. Op blz.23-24 wordt, naar de smaak van het Atheense toneelpubliek, spanning opgebouwd. Hoe gebeurt dat? Hoe zou je deze bladzijden naar onze moderne smaak spannender kunnen maken?
36. 24.14-15: heeft de min zich aan de afspraken gehouden?
37. Vanaf 25.12 houdt Hippolytos een vlammende speech over de verderfelijkheid van de vrouw. In welke rol wordt de vrouw vooral uitgefoeterd? Waarom is het niet zo vreemd dat Hippolytos zo’n scheldrede paraat heeft?
38. 27.26-29: Is het terecht dat Faidra hier bang voor is?
39. Met welk spreekwoord kun je de reactie van de min in 27.32-28.5 samenvatten?
Derde koorlied
40. Het derde koorlied (of tweede stasimon) is eigenlijk een soort afsluiting van de eerste twee aktes/epeisodia. Het is een soort adempauze na een daad die niet te voorkomen was.
a. Welke daad is dat volgens de tweede antistrofe?
b. Waarom was die niet te voorkomen volgens de tweede strofe?
c. Waar zoekt het koor haar adempauze volgens de eerste strofe+antistrofe?
d. Hoe weten we dat we in deze fase van het toneelstuk in de stilte voor de storm zitten?
Derde akte
41. 32.11 klinkt als een standaard-smoes, maar ondertussen is er in het toneelstuk wel een reden voor deze uitlating. Welke?
42. 32.16: Uitgerekend nu komt Theseus thuis van een bezoek aan een orakel (na een positief antwoord, getuige de krans op zijn hoofd). Hoe stomtoevallig (en dus ongeloofwaardig) is dit?
43. 34.1-24: Waar zoekt Theseus de oorzaak van zijn problemen in dit deel van zijn jammerklacht (uitbundig op z’n Mediterraans)?
44. 37.26-38.22: Theseus begint zijn tirade tegen Hippolytos met een paar algemene opmerkingen. Toon aan dat er een climax zit in die opmerkingen.
45. 38.26-41.7: De confrontatie tussen Theseus en Hippolytos krijgt de vorm van een soort wedstrijd (agoon) zoals die ook in Atheense rechtszalen vaak gevoerd werd, met (ongeveer) gelijke spreektijd voor aanklager en verdediger, en met dezelfde retorische trucs. Zo heeft de speech van Theseus een heel heldere opzet, helderder dan je in deze emotionele situatie zou verwachten. Ontleed Theseus’ speech in logische onderdelen.
46. 38.32-34: Theseus schildert zijn zoon hier af als een spirituele softie, lid van de zweverige sekte van Orfeus en nog vegetarisch ook. Waarom is dat laatste zeker onwaarschijnlijk?
47. 39.31 e.v.: Hippolytos begint zijn speech met een standaard-captatio benevolentiae uit de retorica, maar doet het effect ervan ook meteen teniet. Leg beide uit.
48. 40.1-2: het punt waarop u mij het eerst hebt aangepakt. Welk deel van Theseus’ speech was dit?
49. Welke drie mogelijke motieven ontzenuwt Hippolytos op blz.40?
50. 41.6-7: Leg Hippolytos’ slotzinnen uit. Waarom maakt hij ze zo raadselachtig?
51. 41.13-16: Waarom zegt Hippolytos dit??
52. 41.17 e.v.: Hippolytos reageert ontzet op de maatregelen die Theseus tegen hem neemt. Wat vind jij van die maatregelen?
Vierde koorlied
53. Het koor is ontdaan door alle gebeurtenissen. Waardoor is volgens de eerste strofe hun vertrouwen vooral aangetast?
54. Welke bezigheden van Hippolytos zal het koor gaan missen?
55. 45.13 e.v.: Waarom zal het koor Hippolytos nog meer missen?
Vijfde akte
56. 46.14-15: Op welke toon zegt Theseus dit?
57. 47 e.v.: Zoals meestal in Griekse tragedies wordt er een bodeverhaal ingezet om spectaculaire gebeurtenissen ten tonele te voeren. Jammer misschien voor de moderne kijker, gewend aan confronterende reality-tv en indrukwekkende special effects. Een goed voorgedragen bodeverhaal kon er wel voor zorgen dat je de beschreven gebeurtenissen bijna als een film voor je zag, alsof je er zelf bij was. Waardoor wordt dit effect in dit bodeverhaal bereikt?
58. Klopt de redenering van Theseus in 49.20?
59. 49.21 e.v., door sommigen het vijfde koorlied/vierde stasimon genoemd, slaat een heel andere toon aan dan het vorige, vierde koorlied. Omschrijf het verschil en probeer het te verklaren.
60. 50.6 (Hier zou je de exodos kunnen laten beginnen): Hoe wordt het verschijnen van Artemis technisch gerealiseerd?
61. 50.26-27: van uw vrouw ... haar edelheid. Waar in het vervolg blijkt dit?
62. 51.11: ellendeling, 51.15: slecht. Wat vind je van deze kwalificaties?
63. 51.27: Welke rol heeft Zeus?
64. Op blz.52-53 voelt Hippolytos zich vooral ondankbaar behandeld. Wat ziet hij over het hoofd?
65. 55.6-8: Er wordt wel beweerd dat hiermee de dood van Adonis bedoeld wordt. Maar waarom klopt dat niet met de tekst? Zoek Adonis op.
66. 55.9-16: Leg uit dat Hippolytos hiermee een aetiologisch toneelstuk is geworden.
67. 55.19-22: De toon die Artemis aanslaat tegen Theseus is heel anders dan een paar bladzijden geleden. Hoe kun je dat verklaren?
68. Lees Synopsis (H.4, par.7) / Forum (H.2, par.1.7) over Aristoteles' opvattingen over tragedie en beschrijf hoe je de volgende verschijnselen herkent in Ifigeneia in Aulis.
Bij Forum: a. peripetie b. geschikte hoofdpersoon c.hamartia d. Heb je zelf wel eens iets gevoeld dat op een katharsis zou kunnen lijken?
Bij Synopsis: a. mimesis b. anagnorisis c.peripeteia d. eleos/fobos waarvoor? e. geschikte hoofdpersoon f. Heb je zelf wel eens iets gevoeld dat op een katharsis zou kunnen lijken?
E. Kennismaken met Phèdre van Racine
Van Racine's stuk werd een samenvatting/bloemlezing gelezen en een gastles door een docent Frans gevolgd.
Schrijf een recensie van de voorstelling die we bezoeken, waarin je je persoonlijke oordeel geeft over de voorstelling. Jullie kennen de inhoud en de achtergronden van de voorstelling ondertussen goed genoeg om een gefundeerd oordeel te kunnen vellen. Let op de volgende geboden, opmerkingen en tips:
Je kunt over allerlei aspecten van de voorstelling iets zeggen. Denk in ieder geval aan de acteurs (goed gecast? kwaliteit van hun spel?), de vormgeving (decor, kostuums, licht) en het geluid (muziek, effecten).
Laat merken dat we hier te maken hebben met een toneelstuk in een traditie die teruggaat tot de klassieke oudheid en dat jij daar alles van weet.
Verwerk een (niet te uitgebreide) samenvatting van het stuk in je recensie
Zeg niet voortdurend ‘ik vind...’ of ‘volgens mij...’. Je naam staat al onder de recensie.
Probeer je positieve of negatieve oordelen te beargumenteren.
Denk goed na over hoe je de recensie opzet: hoe overtuig ik de lezer van mijn mening? hoe voorkom ik dat de lezer na de eerste alinea al verder ‘zapt’ naar een ander krantenartikel? Schrijf een boeiend stuk. Zorg voor een pakkend begin en slot. Bedenk een kop die aandacht trekt.
Maak vlak na de voorstelling wat korte aantekeningen. Wacht niet te lang met het schrijven van de recensie.
Kijk in de schouwburg of er materiaal (foldertje of zo) over de voorstelling ligt. Kan handig zijn als je bijvoorbeeld namen wil noemen in je recensie.
Als je iets letterlijk wilt citeren: de volledige vertaling van Phèdre staat op Teletop.
Uiterlijke eisen: minimaal 500 woorden, toepasselijke titel, correct Nederlands, getypt; geen mapjes e.d., gewoon een vel papier inleveren!
Lees de bijgevoegde recensie (z.o.z.) om te zien hoe je een recensie op kunt zetten. Hij is in omvang wel iets korter dan jouw minimum!
Studielast: 2 uur
Uiterste inleverdatum: ................
G. Creatieve/theoretische opdracht (50% van praktische opdracht)
Kies één van de volgende opdrachten, variërend van tamelijk theoretisch tot zeer creatief. Je mag werken in groepjes van maximaal 2, behalve bij opdracht 3.
Studielast: 5 uur
Inlever-/gereedheidsdatum: .....................