aarde
Niet zozeer de wereld, maar vooral de grond die plant en dier het leven
schenkt. Symboliek: de godinnen Cybele
en Terra/Tellus;
de personificatie
van het stuk aarde waarvan de Romeinen vooral afhankelijk waren: Italia);
slang
(heeft altijd contact met de aarde) en centaur.
Zie ook symboliek bij vruchtbaarheid.
aardrijkskundige
en kosmische zaken
De Romeinen hadden allerlei soorten symbolen tot hun beschikking om in
een kunstwerk aardrijkskundige en kosmische zaken te verbeelden, zoals
zon en maan, hemel
en aarde, de zee, de lucht,
de wind, steden, volkeren,
provincies en gebieden,
bergen en heuvels, bronnen
en rivieren, bossen, de vier
seizoenen of de ochtend.
afstamming
De Romeinen ontleenden veel eigenwaarde aan hun afstamming via Romulus
en Remus van de god Mars
en via Julus en Aeneas
van de godin Venus
(zie stamboom
). Daarmee waren de Romeinen tegelijk van oorsprong Trojanen
(Aeneas was een Trojaan; voor symboliek zie kleding).
Julius Caesar beweerde zelfs in rechte lijn van Julus en dus van Venus
af te stammen, daarmee zijn aan goddelijkheid
grenzende positie rechtvaardigend. Zijn adoptiefzoon Augustus nam dit argument
van hem over.
Augustus
Letterlijk: ‘Verheven’ of ‘de Verhevene’. Een van de vaste titels/aspecten
van het Romeinse keizerschap sinds Octavianus
zich in 27 v.C. zo liet noemen. Hoe dat kwam lezen we in zijn biografie
(Res Gestae 34):
"Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had en toen ik met instemming
van iedereen de hoogste macht in handen had, heb ik in mijn zesde en zevende
consulaat het bestuur over de staat weer overgedragen vanuit mijn macht
in handen van de senaat en het volk van Rome. Als dank voor deze weldaad
heb ik bij senaatsbesluit de titel ‘Augustus’ gekregen, zijn van staatswege
de deurposten van mijn huis met lauriertakken
versierd, is boven mijn deur
de eikenkrans
bevestigd en is er een gouden schild
in het senaatsgebouw van Julius geplaatst. De inscriptie op dit schild
zegt dat het mij is aangeboden door de senaat en het volk van Rome vanwege
mijn dapperheid, zachtzinnigheid,
rechtvaardigheid en plichtsbesef.
Na dit tijdstip stond ik in invloed ver boven ieder ander, maar ik heb
niet meer macht gehad dan de mensen die in de verschillende ambten mijn
collega waren."
Behalve de in het citaat aangegeven symbolen kunnen ook de symbolen die
genoemd worden bij goddelijkheid - waar ‘verhevenheid’
boven je medemens in feite op neerkwam - van toepassing zijn op het ‘fenomeen’
Augustus. Verhevenheid kan verder verbeeld worden door de verheven persoon
groter of hoger af te beelden dan de omstanders. Tenslotte spreekt verhevenheid
uit de stijl
van de klassieke Griekse kunst die onder verschillende keizers in de mode
was.
bergen en
heuvels
Bergen en heuvels, bijvoorbeeld de Alpen of de Palatijn in Rome, worden,
net als een gebied in het algemeen, vaak aangeduid
met een mannelijke personificatie
met toepasselijke attributen.
bescherming
was voor de Romeinen niet zozeer een militaire kwestie als wel een religieuze:
als een Romein zijn plichten tegenover de goden nagekomen was (zie pietas),
was er ‘vrede met de goden’ (pax deorum) en kon hij rekenen op hun
bescherming. Het was vooral de taak van de vader om
een goede relatie met de goden te onderhouden. In huiselijke kring ging
het dan om de pater familias (‘heer des huizes’), die offers bracht
aan de Laren
en de Penaten,
de beschermgoden van huis en haard, en aan zijn eigen beschermengel (genius),
die allemaal opgesteld stonden in het huisaltaartje (lararium).
Op staatsniveau vervulde de keizer de rol van vader (des vaderlands) bij
het onderhouden van de relatie met de goden. Andere beschermings-symbolen
zijn slang,
leeuw,
griffioen,
sfinx,
gans,
Gorgo-hoofd
en eikenkrans.
Verschillende van deze symbolen komen dan ook voor in de grafkunst
als bewakers van graven.
bestuur
zie goed bestuur
bijgeloof
was een, in de late republiek en de keizertijd, harnekkige vorm van ‘wangedrag’
waarover op hun pietas gestelde Romeinen zich
veel beklaagden. Het gaat hierbij om het praktizeren van magie, tovenarij
en astrologie, en tot op zekere hoogte ook het aanhangen van een van de
vele niet-officiële godsdiensten waaraan
Rome rijk was. Ook de Griekse filosofie, als alternatief voor het traditionele
geloof in de goden, werd door veel Romeinen met argwaan bekeken.
bossen
worden gepersonifieerd door nimfen.
bronnen
worden eveneens gepersonifieerd door nimfen.
buitenland(ers)
zie volkeren en gebieden
dapperheid
zie virtus
deugd
deugdzaam en goed gedrag was gedrag dat zich hield aan de waarden die in
en vanaf de goede oude tijd hoog in het
vaandel stonden bij de rechtgeaarde Romein: virtus,
eenvoud, zachtzinnigheid,
vaderlandsliefde en het gezin.
Een deugdzaam leven van alle Romeinen was belangrijk voor een ongestoorde
relatie met de goden (pax deorum; zie pietas).
Voor specifieke symboliek zie genoemde deugden. Overall-deugdzaam was Hercules.
dood
Een aanzienlijke Romein werd na zijn dood met uitgebreide rituelen begraven
of gecremeerd (afhankelijk van de mode). De overledene stond een leven
na de dood te wachten. begrafenisrituelen
zou je als symbolen van de droevige kanten van de dood kunnen beschouwen,
evenals bijvoorbeeld harpijen,
een omgekeerde of uitgedoofde fakkel,
fasces,
treurende eroten
of een papaverbol.
Voor de hoopvolle kanten van de dood zie leven
na de dood.
dynastie
Het Romeinse keizerschap kende officieel geen erfopvolging, maar natuurlijk
probeerden keizers de opvolging binnen de familie te houden en zo hun dynastie
in stand te houden. Augustus deed er al alles aan om zijn familie (de Julii,
zie stamboom) net zo’n vast onderdeel van de Romeinse staat te laten worden
als hijzelf. Dit deed hij o.a. door gebouwen
naar zijn familie(leden) te noemen, door een imposant mausoleum
te laten bouwen en door familieleden - en daarbij waren ook vrouwen
en kinderen
van belang - voor het voetlicht te brengen in de kunst. Zie ook gezin.
eendracht (concordia)
Vooral in tijden van nood is het belangrijk dat ‘alle neuzen één
kant op staan’. In de republikeinse tijd betekende dit eendracht tussen
de verschillende klassen (senaat en magistraten, ridders, volk); in de
keizertijd probeerden de meeste keizers in eendracht samen te werken met
de senaat, het orgaan dat in de republiek de meeste
macht had gehad. Ook eensgezindheid tussen de overheid en het leger was
belangrijk. Handen schudden was een gebaar
dat concordia uitbeeldde. Er was een personificatie/godin
Concordia met een tempel op het forum.
eenvoud (sobrietas)
De Romeinen waren van oudsher gewend aan het sobere en harde leven van
boer (zie ook landbouw), zo nu en dan afgewisseld
door het minstens zo sobere en harde leven van soldaat. De Romeinen waren
trots op die traditie van eenvoud - rijken die niet hoefden te werken misschien
nog wel meer dan de boeren zelf - en wezen al snel met een beschuldigende
vinger naar lieden die zich meer luxe veroorloofden. Sobrietas kan
op uiteenlopende manieren gesymboliseerd worden: door scènes uit
het agrarische
leven, exempla
als Cincinnatus en Cornelia, en (voor keizers en andere hoogwaardigheidsbekleders)
wonen in een relatief eenvoudig huis (zie gebouw).
Ook uit de onbeholpen en eerlijke stijl
van de traditionele Romeinse kunst spreekt eenvoud.
eeuwigheid
Symbolen van eeuwigheid: personificatie
Aeternitas; slang,
die zichzelf in zijn staart bijt. Zie ook het eeuwige leven
na de dood en - voor goede keizers - vergoddelijking.
Egypte
Aan het eind van de eerste eeuw v.C. niet zomaar een land, maar een recent
verworven buit (in 30 v.C. ingelijfd bij het Romeinse Rijk door Octavianus),
die in Rome zowaar een Egyptische mode deed ontstaan. Romeinen behangden
hun muren met Egyptische motieven en lieten zich in mini-piramides begraven!
Sommigen associeerden Egypte echter vooral met bijgeloof
(Wie vereert er nou katten en apen?!), losbandigheid
en andere vormen van wangedrag (Cleopatra!). Gesymboliseerd
door Egyptische
zaken.
fout gedrag
zie wangedrag
gebied
Een gebied wordt, net als een berg of
een heuvel, vaak aangeduid met een mannelijke personificatie
met toepasselijke attributen. Zo wordt de personificatie van het Marsveld
(Campus Martius) in Rome, wel vergezeld door de obelisk
die door Augustus in die wijk geplaatst was en er een opvallende attractie
was.
geluk
Geluk kun je bereiken door welvarend te zijn (voor symboliek zie welvaart)
of door met weinig tevreden te zijn, zoals een eenvoudige boer of herder
(symboliek: landschap met agrarische
scène en herderstafereel;
Gouden
tijdperk).
gezin
Het gezin was volgens veel Romeinen de hoeksteen van de samenleving. Het
stichten van een gezin was een daad van vaderlandsliefde.
Losbandigheid moest dan ook bestreden worden,
huwelijk, trouw en het verwekken van wettige kinderen
bevorderd. Als vrouwen
of kinderen
naast mannen voorkomen in de kunst propageren zij vaak de waarde van het
gezin. Navolgenswaardige exempla
zijn Lucretia en Cornelia. Een bijzondere positie neemt natuurlijk het
gezin en de verdere familie van de keizer in (zie dynastie).
goddelijkheid
De enige mens waarvoor goddelijkheid was weggelegd, was de Romeinse keizer.
Dit lag min of meer besloten in zijn eretitel Augustus.
Sommige keizers voelden zich al tijdens hun leven een echte god (bijvoorbeeld
Caligula of Domitianus), andere werden alleen maar zo gezien door hun onderdanen,
of de keizer dat nu prettig vond of niet. Zeker in de oostelijke provincies
van het Romeinse Rijk waren de onderdanen geneigd de keizer als god te
vereren in de zogenaamde ‘keizercultus’. Zij waren niet anders gewend,
want de vorsten van de Hellenistische koninkrijken vanaf Alexander de Grote
hadden zich allemaal als god laten aanbidden. Tekenen van goddelijkheid
bij een sterveling zijn de volgende:
-
Hellenistische vorsten lieten standbeelden
van zichzelf maken die in hun naaktheid (zie kleding)
en pracht leken op beelden van Griekse goden en helden. Vaak hadden ze
daarbij in plaats van een diadeem een stralenkrans
om hun hoofd. Hoogeplaatste Romeinen tegen het eind van de republiek namen
deze symbolen en de bijbehorende goddelijke (en koninklijke) uitstraling
graag over. Maar in wezen ging dit soort zelfverheerlijking
in tegen de doe-maar-gewoon-mentaliteit van de Romein van de goede
oude tijd.
-
Een keizer als Augustus was terughoudender: In Rome mocht alleen zijn genius
vereerd worden en op afbeeldingen van hemzelf waren blote voeten en een
strak gezicht (Griekse klassieke stijl)
hem al voldoende. Anderzijds onderbouwde hij zijn buitengewone positie
met het argument van zijn goddelijke afstamming.
Afbeeldingen van goddelijke voorouders onderstrepen zijn eigen verhevenheid.
-
Als men zich boven de menselijkheid verheven voelde, kon men dat ook laten
blijken door zich in de gedaante van zijn favoriete god af te laten beelden.
Zo zien we Marcus Antonius als Bacchus
of Hercules,
Augustus als Apollo
en Domitianus als Hercules;
oppergod Jupiter
was voor alle keizers een identificatiepunt.
-
De eredienst van de keizer was meestal gekoppeld aan die van de godin/personificatie
Roma.
-
Na zijn dood werd iedere keizer die zich een beetje gedragen had, vergoddelijkt
(voor procedure/symboliek zie aldaar).
-
Zijn vaste functie van pontifex maximus (opperpriester)
maakte de keizer een bemiddelaar tussen goden en mensen en als zodanig
al verheven.
godsdienst
Naast de officiële Romeinse staatsgodsdienst (zie daarover pietas)
waren er in het Romeinse Rijk tal van andere, ‘vreemde’, godsdiensten,
meestal overgewaaid uit het oosten. Deze godsdiensten hadden over het algemeen
een persoonlijker en mysterieuzer karakter dan de zakelijke Romeinse staatsgodsdienst
en beloofden hun aanhangers een mooi hiernamaals. Voorbeelden van import-goden
zijn de Perzische god Mithras,
de Griekse goden Dionysos/Bacchus
en Asklepios/Aesculapius,
de godin Isis
en andere, half dierlijke, goden uit Egypte, en Christus. Al deze godsdiensten
werden na verloop van tijd min of meer geaccepteerd in Rome, maar een Romein
die stevig vasthield aan de tradities van zijn voorvaderen moest er natuurlijk
niets hebben en rekende ze tot het bijgeloof.
goed bestuur
Goed bestuur van keizers of magistraten bestond in de ogen van de onderdanen
(dus los van hoe wij achteraf over hun beleid oordelen) niet alleen uit
het tonen van virtus en rechtvaardigheid,
maar ook - veel concreter - uit het regelen van een goede graanvoorziening
voor Rome en het organiseren van andere leuke dingen (kortom: brood en
spelen) voor het Romeinse volk (zie vrijgevigheid).
goed gedrag
zie deugd
goede oude tijd
Voor de echte Romein steevast de tijd van het koningschap en de vroege
republiek, toen de Romeinen flink en integer waren
en hun staat groeide als kool. In de laatste eeuw van de republiek vervielen
de Romeinen - vonden zij zelf - in wangedrag en
dachten met weemoed terug aan de tijd van hun voorvaderen, toen de mensen
nog deugdzaam waren. Vooral historische exempla
maakten de inhoud van deze waarden in één klap duidelijk.
Ook spreekt de goede oude tijd uit bijvoorbeeld de eerlijke stijl
waarin de oude Romeinen zich lieten portretteren, en het traditionele Romeinse
kledingstuk,
de toga. Keizer Augustus probeerde Rome in moreel opzicht opnieuw te stichten:
hij maakte strenge wetten, probeerde zelf het goede voorbeeld te geven
en kreeg zo het imago van een degelijk en betrouwbaar man.
graanvoorziening
De grote stad Rome kon nauwelijks voor zichzelf zorgen en was voor het
voedsel afhankelijk van de graanvoorziening vanuit de provincies (vooral
over zee vanuit Afrika). De graanvoorziening was een taak van de overheid
in samenwerking met schippers. De beschikbaarheid van voldoende graan en
brood in Rome was van groot belang voor de tevredenheid van het volk van
Rome en daarmee voor goed bestuur. Symbolen:
graan, korenaren (zie kransen
en planten),
de godin Ceres,
de personificatie
Annona en schepen
(voor de aanvoer).
handel
stond niet in hoog aanzien bij de Romeinen, maar was wel een factor in
het bereiken van welvaart. Symbolen: de god Mercurius
en zijn attribuut de caduceus.
hemel
Het hemelgewelf wordt soms aanschouwelijk gemaakt door de god/personificatie
Caelus,
die de hemel als een deken over zich heen trekt. Voor hemel als bestemming
in het hiernamaals zie leven na de dood.
huwelijk
Bevorderlijk voor de gezinsmoraal. Symbolen: Juno,
huwelijksfakkel,
dextrarum iunctio-houding
tussen man en vrouw.
immoreel gedrag
zie wangedrag
keizerschap (principaat)
Wat Julius Caesar praktisch gelukt was, daarin slaagde Octavianus volledig:
hij werd alleenheerser van het Romeinse Rijk. Octavianus deed echter alles
om de schijn van koningschap tegen te gaan.
Hij liet het politieke systeem van de republiek
intact, maar trok wel alle macht naar zich toe door
zelf alle belangrijke ambten te bekleden. Zo was hij tegelijkertijd consul,
proconsul, volkstribuun en opperpriester (pontifex maximus). Bovendien
probeerde hij in eendracht met de senaat te leven
en hem een rol in het landsbestuur te laten behouden. De schijnbare continuïteit
werd benadrukt door de vormen en symbolen van de republikeinse magistratuur
en senaat te handhaven. Octavianus en de keizers
na hem, die zijn voorbeeld volgden, werden princeps genoemd, ‘eerste
onder gelijken’ (vandaar de term ‘principaat’ voor keizerschap). Tegelijk
zien we echter al onder Octavianus/Augustus dat de keizer verheven
wordt boven zijn medemensen tot (bijna) goddelijkheid
door de eretitel ‘Augustus’. Nog een titel die iets zegt over de aard van
het Romeinse keizerschap is Vader des Vaderlands.
koningschap
Rome was van de achtste tot en met de zesde eeuw v.C. een koninkrijk, maar
de laatste koning (Tarquinius Superbus) had zich zo misdragen, dat de Romeinen
later niets meer van een koning (Latijn: rex) moesten hebben. De
Romeinen hadden dan ook van oudsher een zekere minachting voor de Hellenistische
rijken in het Midden Oosten, die door koningen met een praktisch goddelijke
status werden bestuurd. Koninklijke tekenen: diadeem (kroon)
en andere tekenen van macht.
kosmische zaken
zie aardrijkskundige en
kosmische zaken
kunst
Goden die zich met kunst en nijverheid bemoeiden waren Minerva,
Vulcanus,
Apollo
en de muzen.
landbouw
Het belangrijkste middel van bestaan voor de Romeinen. Bron van welvaart.
Vereiste behalve vruchtbaarheid van de grond
een hardwerkende en sobere instelling (eenvoud).
Ook soldaten gingen na hun diensttijd terug naar het platteland; een generaal
die voor zijn veteranen een goed stukje land regelde, had in hen een stevige
achterban. Symboliek: goden Saturnus
en Ceres;
agrarische
scène.
leven na de
dood
De Romeinen geloofden dat de ziel of de schim van een mens zou voortleven
in het hiernamaals. Hoe dat hiernamaals eruit zag, daarover hadden zij
geen uitgebreide opvattingen. De Romeinen kenden de Griekse mythologie
over de onderwereld onder leiding van Pluto,
met de hellehond Cerberus en een veerman Charon, waar de schim gestraft
of beloond werd. Ook gingen er verhalen over de ‘Eilanden der Gelukzaligen’
als oord waar de ziel een prettig hiernamaals zou beleven. Deze voorstellingen
komen we wel tegen in de kunst, maar dat wil niet zeggen dat de Romeinen
er een diep geloof aan hechtten. Veel Romeinen hingen ‘vreemde’ godsdiensten
aan met meer uitgewerkte en hoopvolle opvattingen over het hiernamaals.
Op sarcofagen, askisten en graven staan vaak afbeeldingen die te maken
hebben met het hiernamaals:
-
Leven na de dood of eeuwig leven in het algemeen wordt soms
gesymboliseerd door een slang,
de vogel
Phoenix, een cipres,
een denneappel,
een brandende fakkel
of door symbolen die we ook van vruchtbaarheid
kennen.
-
Als beeld van de overwinning op de dood zijn strijdscènes
bekend, bijvoorbeeld van vechtende dieren, oorlogstaferelen
en bepaalde mythologische
verhalen, bijvoorbeeld over Hercules
of Proserpina;
de overledene was dan soms afgebeeld als de hoofdpersoon. Ander symbool:
personificatie
Victoria (één of meerdere).
-
Het prettige leven in het hiernamaals waarop men hoopte wordt verbeeld
door plezier makende volgelingen van Bacchus,
Tritonen en waternimfen, centauren (zie monsters),
eroten;
de overledene aan de maaltijd;
bloemenkransen en andere planten.
-
Een deur
(op een kier) kan de toegang vormen tot het hiernamaals.
-
Vele wezens kunnen bedoeld zijn als begeleider van de ziel naar
het hiernamaals (psychopompos), bijvoorbeeld: Mercurius,
dolfijn,
paard,
adelaar,
sirene (zie monsters).
-
Het leven na de dood van een goed keizer bestond uit vergoddelijking.
liefde
zou volgens de rechtgeaarde Romein tot het stichten van een gezin
moeten leiden en niet tot losbandigheid. Godin
van de liefde: Venus;
haar zoontje: Amor/Cupido;
eroten.
Symbolen: bloemen,
brandende fakkel.
losbandigheid
was het ergste wangedrag dat een rechtgeaarde
Romein zich kon voorstellen. Zaken als echtbreuk en hoerenloperij gingen
vooral in tegen de gedachte van het gezin als de hoeksteen
van de samenleving. Romeinen associeerden losbandigheid vaak met het Egypte
van Cleopatra en haar eunuchen.
God van de losbandigen: Bacchus
(en zijn gevolg).
lot
De meningen verschilden over de vraag wie het lot bepaalde: sommigen dachten
aan Jupiter,
anderen aan de Parcae,
weer anderen aan de personificatie
van het lot: Fortuna. Symbool: roer (zie scheepsonderdelen).
lucht
Een eenvoudig symbool voor de lucht is een vogel
(met name de zwaan).
luxe (luxuria)
Luxuria, het najagen van rijkdom, het afhankelijk zijn van luxe
en het je te buiten gaan aan uitspattingen, was volgens Romeinse zedenpredikers
eerder regel dan uitzondering onder keizers en onder de hoogwaardigheidsbekleders
van de late republiek. Deze vorm van wangedrag moest volgens hen uitgebannen
worden. Een exemplum
als Tarpeia en het bouwen van grote privé-villa’s en lustoorden
(zie gebouw)
waren voorbeelden en symbolen van luxuria. Luxuria spreekt
ook uit de stijl
van de Hellenistische Griekse kunst die o.a. tijdens de late republiek
in de mode was.
maan
Als symbool voor de maan fungeerde een maangodin (Diana,
Isis,
Hekate)
met een fakkel.
macht
Dat waarom de grote generaals aan het eind van de republiek
hun burgeroorlogen uitvochten en wat Octavianus/Augustus als eerste keizer
uiteindelijk in handen kreeg. Symbolen: globe,
muurkroon,
troon,
scepter,
personificatie
Oikoumene. De formele macht van magistraten
was af te lezen aan het aantal lictoren dat ze bij zich hadden en dus aan
het aantal fasces.
magistratuur
De uitvoerende macht in Rome was in handen van magistraten: hoge ambtenaren
die voor één jaar benoemd werden, zoals consuls, praetors,
volkstribunen (tribunus plebis), proconsul (provinciebestuurder)
en allerlei soorten priesters.
Sommige magistraten mochten gebruik maken van een currulische zetel (zie
stoel)
of van een lijfwacht van lictoren
met fasces.
Hiermee wordt de magistratuur dan ook vaak gesymboliseerd.
militair
zie virtus
moord
Een van de bekendste en meest ingrijpende moorden in de Romeinse geschiedenis
is de moord in 44 v.C. op C.Julius Caesar, die, volgens een aantal fanatieke
republikeinen, teveel (bijna koninklijke)
macht kreeg. Symbool is een veelgebruikt moordwapen: de dolk
ochtend
De ochtend of de dageraad kent de volgende symbolen: godin/personificatie
Aurora,
haan,
de zonnegod op zijn zonnewagen (zie zon).
overwinning
Het resultaat van virtus
pietas(plichtsbesef,
godsdienstigheid)
Pietas betekent eigenlijk plichtsbesef, verantwoordelijkheid: je
plichten nakomen tegenover je familie, de staat en de goden, zoals Aeneas
zo voorbeeldig gedaan had. Een belangrijk onderdeel van pietas was
dus godsdienstigheid. De officiële Romeinse staatsgodsdienst was een
erg formeel gebeuren, waarbij weinig geloof of gevoel kwam kijken (in tegenstelling
tot veel niet-officiële godsdiensten die
vaak tot het bijgeloof werden gerekend). Het ging
er puur om de goden bepaalde diensten te verlenen zodat ze tevreden blijven
en vriendelijk voor jou/je familie/de staat. Je leeft dan in ‘vrede met
de goden’ (pax deorum). Wat voor ‘diensten’ waren dat?
-
tempels
(huizen voor de goden) en goden-beelden
neerzetten en onderhouden. De aandacht die een god kreeg verschilde sterk
per keizer. Zo was onder Caesar vooral Venus
populair, onder Augustus Apollo
en Mars,
onder Nerva Minerva.
Jupiter
bleef de belangrijkste tempel op het Capitool bewonen.
-
offeren van dieren, vruchten, drank, wierook e.d. bij een belofte,
dank of vraag aan de goden. Zo had Aeneas
een wit zwijn geofferd toen jij aankwam in Italië. Een offerscène
kan dus een symbool voor pietas zijn, maar ook bijvoorbeeld een
offerdier of een los stuk offergereedschap. Voor een overzicht zie offer(benodigdheden).
-
Houden van religieuze feesten. Dat betekende voor de Romeinse beroepsbevolking:
een vrije dag. Traditionele feesttooi: laurierkrans.
Hoe de goden na al deze kado’tjes gestemd waren, werd duidelijk door de
voorspellingskunst.
Binnen een huishouden was de vader belast met de heilige handelingen;
op het niveau van de staat waren daarvoor aanzienlijke magistraten, verenigd
in allerlei priestercolleges, zoals de pontifices, de flamines,
de augures, de zes Vestaalse
maagden etc., allemaal onder leiding van de pontifex maximus (opperpriester,
de keizer zelf). Zie voor uiterlijke kenmerken priester.
plichtsbesef
zie pietas
provincies
Alle delen van het Romeinse Rijk buiten de laars van Italië waren
provincies. Naast een Romeins bestuur probeerde men ook tot op zekere hoogte
de Romeinse cultuur in de provincie te introduceren, maar veel overwonnen
volkeren bleven vreemd voor de Romeinen. Provincies werden, net als vreemde
volkeren, meestal gesymboliseerd door een vrouwelijke
personificatie
of door één mannelijk provinciebewoner bij wijze van personificatie,
gekleed in de typische klederdracht van die provincie en met inheemse attributen.
Zie buitenlander.
rechtvaardigheid
(iustitia)
Rechtvaardigheid, een belangrijke deugd, wordt gesymboliseerd
door de gelijknamige personificatie
of door een exemplum
als dat van Brutus en zijn zonen.
religiositeit
zie pietas
republiek
Rome was van de vijfde tot en met de eerste eeuw v.C. een republiek. Dit
was tevens de tijd dat Rome zijn macht uitbreidde over het hele Middellandse
Zee-gebied. Rome werd in redelijke harmonie bestuurd door senaat, volksvergadering
(samen SPQR) en magistraten. In de eerste eeuw echter werkte het
republikeinse systeem nauwelijks meer omdat verschillende generaals (Sulla,
Pompeius, Caesar, Antonius, Octavianus) veel meer macht (want geld en legers)
hadden dan eigenlijk mogelijk was voor een magistraat en zij bovendien
burgeroorlogen met elkaar gingen uitvechten. In deze tijd van chaos en
wangedrag dacht men met weemoed terug aan de goede
oude tijd. Voor symboliek zie: senaat, volk
en magistratuur
rijkdom
zie welvaart en luxe
rivieren
worden gepersonifieerd door riviergoden.
Rome
Rome was niet alleen de naam van de stad, maar ook een aanduiding van heel
het rijk dat vanuit die stad ontstaan was en van al haar onderdanen. Hoe
groot het Romeinse Rijk ook werd, de Romeinen bleven het zien als een uitbreiding
van de stad Rome. Roma is de personificatie
van beide.
schoonheid
Gesymboliseerd door de godin Venus,
door de Gratiën
en door bloemen.
seizoenen
De wisseling van de seizoenen werd mythologisch verklaard door de aan-
en afwezigheid op aarde van Proserpina.
planten
kunnen het seizoen waarin ze bloeien symboliseren. De vier seizoenen
kennen ook hun goden/personificaties, al worden ze ook wel gerepresenteerd
door een viertal kinderen
of eroten.
Verschillende seizoenen bij elkaar, hoe dan ook voorgesteld, kunnen
een (lange) tijdspanne uitbeelden.
senaat
De senaat is het overlegorgaan van de senatorenstand. In de republikeinse
tijd was dit het politieke orgaan met de meeste macht en aanzien. Alle
belangrijke magistraten kwamen uit de senatorenstand. In de keizertijd
was eendracht tussen de keizer en de senaat een
groot maar zeldzaam goed. Senatoren gingen zonder uitzondering gekleed
in de Romeinse nationale dracht: de toga, en droegen meestal sandalen (zie
kleding).
personificatie/beschermengel van de senaat is de genius
senatus.
slecht gedrag
zie wangedrag
steden
worden meestal gesymboliseerd door een vrouwelijke personificatie
met een muurkroon
op en verder met attributen die verwijzen naar de ligging (bijvoorbeeld
een riviergod) of naar de kwaliteiten van de stad (bijvoorbeeld een korenaar).
Rome had natuurlijk ook een eigen personificatie
Roma. Cybele
was beschermster van steden.
stichting
Volgens de legende werd Rome in 753 v.C. gesticht door Romulus
en Remus. De omtrek van een te stichten stad werd vroeger vaak
bepaald door het omploegen
van land. Nadat de burgeroorlogen van de late republiek
Rome op zijn grondvesten had laten schudden, stichtte Octavianus/Augustus
Rome voor zijn gevoel Rome voor een tweede maal, en wel door (1)
(schijnbaar) de politieke structuur van de oude republiek te herstellen
(zie keizerschap); (2) de waarden en
principes van de goede oude tijd terug te
laten keren (zie deugden) en zo (3) weer te
zorgen voor welvaart en geluk,
een nieuwe Gouden
Tijdperk na het IJzeren Tijdperk van burgeroorlog.
superioriteit
De Romeinen voelden zich beter dan bijna alle andere volkeren, zeker op
het gebied van oorlogvoering (virtus) en deugdzaamheid.
Ze deden niets liever dan een vijand verslaan en hem vervolgens genade
te schenken voor zijn onverstandigheid (zie zachtzinnigheid).
Om hun superioriteit goed uit te laten komen beeldden ze naast zichzelf
vaak onderdanige en nederige buitenlanders
af. Het enige volk waarvoor veel Romeinen oprecht bewondering hadden, waren
de Grieken (met name hun kunst en literatuur).
tijd
Goden van de tijd zijn Saturnus
en Janus.
Het bij elkaar zetten van de verschillende seizoenen
kan een (lange) tijdsperiode aanduiden. Zie ook eeuwigheid
en goede oude tijd.
Vader (des Vaderlands)
Pater patriae was een eretitel die Romeinse keizers voerden. Dit
betekende dat zij voor de hele staat dezelfde rol moesten vervullen die
de pater familias (‘heer des huizes’; zie genius
van de pater familias) voor zijn huishouden vervulde: hij was niet
alleen de baas, maar zorgde ook voor bescherming
van zijn huishouden door een goed contact met de huisgoden te onderhouden.
Keizer Augustus was een waardige eerste drager van de titel ‘Vader des
Vaderlands’: hij had door de beëindiging van de burgeroorlogen in
de laatste eeuw van de republiek gezorgd voor
veiligheid voor zijn onderdanen. Keizers vulden hun ‘vaderschap’ ook in
door vrijgevig te zijn voor het volk.
vaderlandsliefde
De Romeinen waren gek op hun vaderland en hadden dan ook grote moeite met
wangedrag dat de stabiliteit van vaderland op
den duur zou kunnen ondermijnen. De keizer funguurde als beschermer van
het vaderland met de titel pater patriae (Vader
des Vaderlands). Het vaderland was voor de Romeinen overigens niet
zozeer het hele Romeinse Rijk als wel de stad Rome
(voor symboliek zie aldaar). exempla
van vaderlandsliefde of een gebrek daaraan zijn onder andere Brutus en
Tarpeia.
veiligheid
zie bescherming
vergoddelijking
Opname van een mens onder de goden, apotheose. Dit zou met alle
‘goede’ Romeinse keizers gebeurd zijn (en met Julius Caesar). Een eenvoudige
voorstelling is een komeet of ster
of een adelaar;
complexer is de keizer die van de brandstapel
opstijgt op een wagen
of gedragen wordt door de gevleugelde personificatie
Aeternitas of door een adelaar.
verhevenheid
Een normaal Latijns woord voor ‘verheven’ is augustus. Sinds 27
v.C. heeft Augustus echter een extra inhoud.
virtus (moed,
militaire kwaliteit)
Virtus kan deugd/goede eigenschap in het algemeen betekenen, maar
meestal is het meer in het bijzonder de eigenschap die je nodig hebt in
tijden van oorlog: moed en strategisch inzicht. De Romeinen waren een oorlogszuchtig
volk. Hoe meer overwinningen zij haalden op buitenlandse volkeren, des
te meer gebied veroverden zij en des te groter werd hun Rijk. En dat allemaal
dankzij hun virtus. In de keizertijd werd vooral de virtus
van de opperbevelhebber, de keizer, belicht, of hij nu daadwerkelijk meegevochten
had of niet. Symbolen die betrekking hebben op militaire moed, succes en
overwinning:
volk
Het volk/de burgers van Rome hadden tijdens de republiek inbreng in het
bestuur via de volksvergadering. De personificatie/beschermengel van het
Romeinse volk was de genius
populi Romani. Verder werd het volk zoet gehouden door de vrijgevigheid
van rijke politici en keizers.
volkeren
Vreemde volkeren, binnen (in de provincie) of
buiten het Romeinse Rijk, werden meestal gesymboliseerd door een vrouwelijke
personificatie
of een mannelijke vertegenwoordiger, gekleed in de typische klederdracht
van dat volk en inheemse attributen. Zie buitenlanders.
Het Romeinse volk werd, net als de stad Rome, gesymboliseerd door de personificatie
Roma. Voor het Romeinse volk als politieke categorie zie volk.
voorbestemming
Belangrijke gebeurtenissen waren volgens de Romeinen voorbestemd door het
lot of door de goden. Dit gold o.a. voor de ontdekking
van Italië door Aeneas,
de wonderbaarlijke redding van Romulus
en Remus door de wolvin (zodat zij Rome konden stichten) en
- volgens Augustus zelf althans - voor het aan de macht komen van Augustus
als eerste keizer; dat stond als het ware ‘in de sterren geschreven’. Symbolen
daarvoor: sterrenbeeld,
zonnewijzer
en bovengenoemde parallellen.
voorspellingskunst
De god van de voorspellingskunst was Apollo.
Zijn orakel in de Griekse stad Delphi was wereldberoemd. De Romeinen peilden,
voordat ze een belangrijk besluit namen, de stemming van de goden (of wat
zij voorbestemd hadden) met van oorsprong
Etruskische technieken: kijken naar mogelijke voortekenen, bijvoorbeeld
de toestand van ingewanden van dieren,
het pikken en vliegen van de vogels
(zoals Romulus
ook ooit gedaan had), het (on)weer (symbool: blikseschicht),
persoonlijke ongelukjes of iemands sterrenbeeld.
De Sibyllijnse
Boeken konden als hulpmiddel dienen bij de interpretatie van
de voortekenen. De verantwoordelijke priester,
de augur, bediende zich van een lituus (zie staf).
Voorspellingskunst is in feite iets godsdienstigs en hangt zo nauw samen
met pietas (dit in tegenstelling tot magie,
een vorm van bijgeloof).
vrede (pax)
Pax betekent ‘vrede’ in de zin van rust en veiligheid maar ook van onderwerping
van volkeren die de vrede zouden kunnen bedreigen. De oorlogszuchtige Romeinen
hebben weinig momenten van totale vrede gekend (de tempel van de god Janus
was dan ook meestal geopend). Na de burgeroorlogen van de late republiek
waren ze er echter hard aan toe. Octavianus/Augustus zorgde door de instelling
van het keizerschap voor de vrede, de welvaart
en het geluk waar men zo naar snakte. Symbolen: personificatie
Pax, god Janus,
exemplum
Numa Pompilius; fasces,
maar dan zonder bijl, olijftak,
caduceus,
duif;
Venus,
Amor
of eroten
met wapens
(van Mars: ‘liefde overwint de oorlog’)
vrijheid (libertas)
Vrijheid, met name vrijheid van de tirannie van het koningschap,
was voor de trouwe republikeinen een groot goed. Zij verloren echter hun
strijd tegen Julius Caesar en Octavianus (keizerschap).
Symbolen waren o.a. de vrijheidsmuts (zie kleding)
en de personificatie
Libertas.
vrijgevigheid
(munificentia, liberalitas)
Vrijgevigheid van de keizer of van de overheid (magistraten) bestond soms
uit het geven van eten (zie graanvoorziening)
of geld aan (delen van) het volk, vaker echter uit het organiseren van
feestdagen, spelen en andere ‘leuke dingen’ voor het volk of het neerzetten
van een mooi gebouw
waar de gemeenschap iets aan had. Al deze dingen kunnen als zodanig in
de kunst afgebeeld worden: bestuurlijke
taferelen van keizers of ambtenaren die geld uitdelen, gladiatorenspelen,
wagenrennen
in het circus, toneelscènes,
een gebouw.
Een Romeinse generaal was vrijgevig als hij zijn soldaten veel soldij gaf
en zijn veteranen voorzag van een stukje landbouwgrond.
vroomheid
zie pietas
vruchtbaarheid
Naast de vruchtbaarheid van man en vrouw was voor de Romeinen de vruchtbaarheid
van de aarde van groot belang. Ze waren immers in hoge mate een volk van
boeren. Vruchtbaarheid in combinatie met hard werken (zie eenvoud)
kon zorgen voor welvaart en geluk.
Symboliek:
wangedrag
Gedrag dat niet strookte met de moraal zoals die in de goede
oude tijd van de republiek heerste, kwam vooral op in de eerste eeuw
v.C. Een prominente exponent was (als we Octavianus mogen geloven) Marcus
Antonius, die zich in het oosten van het Rijk liederlijk vermaakte met
de Egyptische
koningin Cleopatra en zich zelf ook als een oosters koning
opstelde. We kunnen verschillende soorten wangedrag onderscheiden: losbandigheid,
zucht naar luxe, bijgeloof
etc. Sommige zedenpredikers, zoals keizer Augustus, wilden Rome in moreel
opzicht herstichten.
water
Symbool: een leeglopende urn.
Zie verder zee, rivieren en
bronnen.
welvaart
was bij de Romeinen vooral gebaseerd op de landbouw
(en daarmee op vruchtbaarheid), minder op
de handel. Zie deze items voor de symbolen; de belangrijkste
zijn: planten,
hoorn
des overvloeds, caduceus.
Na de burgeroorlogen maakte Octavianus/Augustus door het stichten
van vrede in het Rijk de weg naar de welvaart en geluk
zoals men die gekend had in de goede oude tijd
en in het mythische Gouden
Tijdperk. God van de rijkdom: Pluto.
wetenschap
Godinnen van de wetenschap waren Minerva
en enkele muzen.
wijsheid
Minerva,
uil,
filosofenbaard (zie haardracht).
wind
De Romeinen kenden windgoden,
voor iedere windrichting één. Ook een zeil of een door de
wind bolstaand kleed kan de wind symboliseren (zie kleding).
wraak
Mars
is god van de wraak in zijn hoedanigheid van Mars Ultor (‘Mars de
wreker’, namelijk van de moord op Caesar). Apollo
en Diana
nemen wraak op stervelingen wegens hoogmoed.
wreedheid (crudelitas)
Wreed waren de Romeinen soms zeker tegen hun vijanden, maar liever toonden
ze hun morele superioriteit door zachtzinnigheid
na een overwinning.
zachtinnigheid
(clementia)
Hoewel de Romeinen er niet voor terugdeinsden een lastige tegenstanders
gruwelijk streng aan te pakken was clementia (‘zachtzinnigheid’,
‘genade’ tegenover een verslagen volk) de meest deugdzame
weg. Behalve de gelijknamige personificatie
getuigen taferelen met knielende en smekende buitenlanders
van clementia.
zee, zeemacht, zeeslag
De zee in het algemeen wordt meestal gesymboliseerd door de wezens
die erin leven, namelijk vissen
en zeemonsters,
en door de god van de zee Neptunus
of de minder bekende Oceanus.
Deze symboliek, alsmede symboliek uit de scheepvaart
kunnen in politieke propaganda ook verwijzen naar de zee als element waarop
de macht van een bepaalde partij gebaseerd is (zoals de partij van
Sextus Pompeius, die zich als ‘heerser over de zee’ graag gelijkstelde
met Neptunus)
of waarin oorlogen (zeeslagen) uitgevochten worden. Twee zeer bekende zeeslagen
zijn de slag bij Naulochos (36 v.C.) en de slag bij Actium (31 v.C.), waarin
Octavianus (en vooral zijn generaal Agrippa) respectievelijk bovengenoemde
Pompeius en de toonbeelden van wangedrag: Antonius
en Cleopatra versloeg.
zelfverheerlijking
Zelfverheerlijking, bijvoorbeeld je opstellen als een goddelijk
wezen of een standbeeld
van jezelf laten maken, was een trekje van veel keizers en laat-republikeinse
generaals en magistraten, maar werd door critici gekwalificeerd als wangedrag
dat inging tegen de waarden van de goede oude
tijd.
zon
gesymboliseerd door de zonnegod (Apollo,
Sol
of Mithras)
in zijn zonnewagen.